Eisen aan installatie
Kabeltype
Te allen tijde moet een getwiste kabel gebruikt worden, met of
zonder afscherming (afhankelijk van het type kabel).
Bij sommige communicatievormen moet altijd een afgeschermde
kabel worden gebruikt. Gebruik bij twijfel altijd een kabel met
afscherming.
De diameter van de kabel moet minimaal 0,60 mm zijn.
Voorbeelden:
- Belden 7701NH, single-thread 1 x 2 x 0.65 mm, zonder afscherming
- Belden 7702NH, single-thread 2 x 2 x 0.65 mm, zonder afscherming
- Belden 7703NH, single-thread 1 x 2 x 0.65 mm, met afscherming
- Belden 7704NH, single-thread 2 x 2 x 0.65 mm, met afscherming
- LAPP UNITRONIC Li2YCY (TP), multi-thread 2 x 2 x 0.65 mm,
met afscherming
- Dätwyler Uninet 3002 4P, single-thread 4 x 2 x 0.6 mm,
met afscherming
Belangrijk!
Communicatieproblemen kunnen ontstaan door de volgende
oorzaken:
Lange draadeinden
Strip niet meer isolatie weg van de kabel dan strikt noodzakelijk.
Maximaal 3 tot 4 cm. Laat de twist in de draden doorlopen tot aan
de aansluitklemmen.
Sterpunten (aftakkingen)
Voorkom sterpunten in de kabel. Breng de kabel altijd tot aan de
regelaar en vanaf daar weer terug.
Geluidsbronnen
Zorg dat de kabel uit de buurt blijft van elektrische geluidsbron-
nen en voedingskabels (relais, schakelaars en in het bijzonder is
elektronische ballast van TL-verlichting een sterke geluidsbron).
Een afstand van 10 tot 15 cm is voldoende.
Kabeleinden
Iedere sectie datacommunicatie moet op de juiste manier worden
afgesloten. Zie de relevante vorm van communicatie op de nu
volgende pagina's.
Afscherming
Zie de relevante vorm van communicatie op de nu volgende
pagina's.
Datacommunicatie
Installatiegids RC8AC610 © Danfoss 01-2010
Draden
De draden in de kabels moeten op de juiste manier worden
aangesloten. Als zich bijvoorbeeld 4 draden in de kabel bevinden,
kan niet simpelweg iedere draad worden gebruikt. De draden zijn
in paren getwist. Er moet dus altijd twee draden worden geselec-
teerd welke om elkaar zijn getwist.
Als zich een aantal 'vrije' draden in de kabel bevindt, mogen deze
voor niets anders dan datacommunicatie worden gebruikt.
Kabellengte
De kabellengte mag niet meer zijn dan 1200 meter (500 meter
voor LON FTT10).
Boven deze lengte moet een repeater worden gebruikt.
Zie de eventueel extra eisen voor de verschillende communi-
catievormen op de volgende pagina's.
Kabelgoot
Min.10-15 cm
Als de kabel in een kabelgoot
ligt met andere kabels, is het
risico dat elektrisch geluid wordt
overgedragen erg groot. Blijf uit
de buurt van voedingskabels.
Schakelkast
Als regelaars zijn geïnstalleerd in een schakelkast, moet de beka-
beling ook voldoen aan de relevante eisen. Gebruik deze bekabe-
ling wanneer 1 of meer regelaars in een schakelkast zijn gemon-
teerd. De korte verbindingen tussen de regelaars moeten ook het
correcte type kabel zijn.
Max. 3-4 cm
Als de kabel in een kabelgoot
ligt, moet de kabel uit de kabel-
goot worden gevoerd en naar de
regelaar worden gebracht. Het
is niet toegestaan om de draden
zonder isolatie naar de regelaar
te brengen.
Min.
10-15 cm
Blijf uit de buurt van relais,
hun kabels en andere 'geluid'
produceerde apparaten.
7