4
Functie
Typische estrikprogramma´s
Functieverwarmen
Het functieverwarmen dient als bewijs van de vervaardiging van een
systeem zonder mankementen voor de verwarmingsinstallateur. Een
uitgewerkt, aan vloerverwarmingen gerelateerd verwarmingsrapport
staat op het internetportaal van de fabrikant.
Het functieverwarmen (identiek aan „Verwarmen" in EN 1264, para-
graaf 5.2) geldt in deze strekking niet als verwarming voor het berei-
ken van de gereedheid voor het leggen van de vloer. Hiervoor is nor-
maal gesproken het speciale verwarmen voor het bereiken van de
gereedheid voor het leggen van de vloer en/of een mechanische
droging nood erforzakelijk.
Het verwarmen van cementvloeren mag op zijn vroegst na 21 dagen
en bij anhydride zandcementvloeren conform de vermeldingen van
de fabrikant op zijn vroegst na 7 dagen uitgevoerd worden. De eer-
ste verwarming begint met een aanvoertemperatuur van 25 °C, die
3 dagen aangehouden moet worden. Daarna wordt er met de voor
het verwarmingscircuit ingestelde, maximale aanvoertemperatuur
(tot max. 55 °C beperkt) verwarmd, die verdere 4 dagen wordt aan-
gehouden.
Vanwege het isolerende effect van de DUO-verwarmingsbuis bij het
System 70 moet de zandcementvloerfunctie met hogere temperatu-
ren worden uitgevoerd. Het temperatuurprofiel moet in dit toepas-
singsgeval in de parameter [Screed Program] worden aangepast.
Het verwarmen begint bij System 70 met een temperatuur van 38 °C
die 3 dagen wordt gehandhaafd. Vervolgens wordt de ingestelde
maximum temperatuur van het verwarmingscircuit (tot 70 °C be-
perkt), 4 dagen gehandhaafd.
Na het beschreven verwarmen is nog niet gegarandeerd dat de
zandcementvloer het voor het leggen van de vloer noodzakelijke
vochtgehalte heeft bereikt.
Het vochtgehalte in de zandcementvloer moet voor het leggen van
de bovenlaag door een meting worden gecontroleerd.
INFORMATIE
Aanpak conform EN 1264 deel 4:
De verwarmingscircuits moeten na de voltooiing bij anhy-
dride vloeren en zandcementvloeren door een waterdruk-
proef op dichtheid worden gecontroleerd. De dichtheid
moet direct voor en tijdens het aanbrengen van de zandce-
mentvloer gegarandeerd zijn. De hoogte van de testdrurk
is ten minste het 1,3-voudige van de maximaal toegestane
bedrijfsdruk.
Bij vorstgevaar moeten er geschikte maatregelen worden
genomen, bijv. het gebruik van antivries of het tempereren
van het gebouw. Indien er voor de reglementaire werking
van het systeem geen antivries meer noodzakelijk is, moet
het antivriesmiddel door legen en spoelen van het systeem
met ten minste 3 keer waterverversing verwijderd worden.
Afb 4-5
Verloop van het Screed program bij het functieverwar-
men
Gebruiksaanwijzing
22
Pos-
Omschrijving
t
Starttemperatuur 25 °C (38 °C bij System 70)
1
t
Maximale temperatuur van het verwarmingscircuit
2
T
T-WG
V
Z
Duur van de estrikfunctie in dagen na het starten van de
functie
Tab. 4-8
Legklaar opwarmen
Het verloop van de uitdroging van de zandcementvloer kan niet
nauwkeurig worden voorspeld. Bij een hoge luchtvochtigheid vindt
de uitdroginng eventueel helemaal niet meer plaats. Een versnelling
van de uitdroogprocedure kan door de werking van de vloerverwar-
ming (Legklaar opwarmen) of maatregelen als het mechanische dro-
gen worden bereikt.
Elke legklare opwarming moet als extra taak conform VOB, door de
bouwheer apart in opdracht worden gegeven. De legklare vloer is
voorwaarde voor het begin van de werkzaamheden van de vloerle-
ger zodat hij de werkzaamheden zonder mankementen kan voltooi-
en.
Met standaardinstellingen kan het gecombineerde programma voor
functieverwarmen en legklaar opwarmen geactiveerd worden om
een noodzakelijke resterende vochtigheid van de zandcementvloer
voor het leggen van de bovenlaag te bereiken (zie
terende vochtigheid van de zandcementvloer moet echter altijd door
meten gecontroleerd worden voordat er een vloer wordt gelegd.
Afb 4-6
Afloop van het Screed program bij het gecombineerde
functieverwarmen en legklaar opwarmen (legenda zie
Tab.
4-8)
Meer gedetailleerde uitleg en mogelijke instelwaarden voor deze
functie staat in
Hfst.
7.6.
4.5.8
Configuration Wizard
[→ Hoofdmenu → Configuratie → Wizard]
In dit menu zijn de in de Configuration Wizard opgevraagde parame-
ters samengevat. Dat maakt een snelle aanpassing van de systeem-
instelling mogelijk. Zie
Hfst.
5.1.
4.5.9
Parameter Reset
[→ Hoofdmenu → Configuratie → Reset parameters]
In dit menu kunnen alle klantspecifieke parameterinstellingen op fa-
brikesinstelling terug worden gezet. Dat kan doelmatig zijn als de
Daikin Altherma EHS(X/H) niet meer goed werkt en er geen andere
oorzaken voor het onjuiste gedrag geconstateerd kunnen worden.
4.6
Info
[→ Hoofdmenu → Info ]
In dit menu worden alle installatietemperaturen, het verwarmingsty-
pe, verschillende software-informatie en bedrijfshoedanigheden van
alle installatiecomponenten weergegeven. Het aantal weergegeven
parameters is afhankelijk van de aangesloten componenten. Aan de-
ze waarden kunnen geen instellingen uitgevoerd worden.
Afb
4-6). De res-
Daikin RoCon+ HP
Daikin Regeling RoCon+ HP
008.1444299_01 – 09/2018 – NL