De installatie voorbereiden
Voordat u de stuurautomaat GHP 10V installeert, moet u plannen waar u alle
onderdelen op de boot gaat plaatsen. Plaats alle onderdelen tijdelijk op de locatie
waar u van plan bent om deze te installeren. Lees deze overwegingen door
voordat u de installatie gaat plannen.
OPMERKING: De laatste pagina van deze instructiehandleiding bevat een
controlelijst voor de installatie. Knip de betreffende pagina uit en houd deze bij
de hand tijdens het installeren van de GHP 10V.
overwegingen bij montage en aansluiting
De onderdelen van de GHP 10V worden onderling en met de voeding verbonden
met behulp van de bijgeleverde kabels. Controleer of de juiste kabels de juiste
lengte hebben om elk onderdeel te bereiken en of elk onderdeel zich op een
geschikte locatie bevindt voordat u onderdelen gaat monteren of aansluiten.
overwegingen betreffende de montage van de CCu
De CCU moet in de voorste helft van de boot worden gemonteerd,
•
maximaal 3 m (10 ft.) boven de waterlijn.
•
De CCU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze
ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan afvoerwater.
De CCU mag niet worden gemonteerd in de buurt van magnetische
•
bronnen (zoals luidsprekers of elektromotoren) of hoogspanningskabels.
•
De CCU moet op een afstand van minstens 0,6 meter (24 inch) tot
verplaatsbare of van plaats veranderende magnetische storingsbronnen (zoals
het anker, ankerkettingen, de ruitenwissermotor en gereedschapskisten)
worden geplaatst.
•
U moet een handkompas gebruiken om op magnetische interferentie te testen
in de zone waar u de CCU wilt monteren.
Als het handkompas niet naar het noorden wijst wanneer u het vasthoudt op
de locatie waar u de CCU wilt gaan monteren, is er sprake van magnetische
interferentie. Kies een andere locatie en voer de test nog een keer uit.
•
De CCU mag onder de waterlijn worden gemonteerd, mits dit geen locatie
is waar deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan
afvoerwater.
•
De montagesteun van de CCU moet op een verticaal oppervlak of onder een
horizontaal oppervlak worden gemonteerd, zodat de verbonden bedrading
recht omlaag hangt.
•
Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de CCU, maar als deze schroeven
ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven
gebruiken.
overwegingen betreffende de CCu-aansluiting
•
De CCU-verbindingskabel is 3 meter (9,5 ft.) lang en verbindt de CCU met
de Autopilot Gateway.
◦
Als de CCU niet kan worden gemonteerd binnen een afstand van 3 m
(9,5 ft.) van de Autopilot Gateway, dan kunt u een NMEA 2000-kabel
gebruiken als verlengkabel.
◦
De CCU-kabel mag niet worden ingekort.
•
De CCU-verbindingskabel verbindt de CCU met de GHC 20 via een
enkele, gele signaaldraad
(pagina
ingeschakeld, als deze verbinding niet is gemaakt.
GHP 10V installatie-instructies
7). De stuurautomaat kan niet worden
overwegingen met betrekking tot het monteren van het alarm
•
Het alarm moet in de buurt van het roerstation worden gemonteerd.
•
Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
overwegingen met betrekking tot het aansluiten van het alarm
•
Indien nodig kunnen de alarmkabels worden verlengd met een kabel met een
dikte van 0,08 mm
(28 AWG).
2
overwegingen met betrekking tot het verbinden met nMea 2000
•
De CCU en de GHC 20 kunnen worden verbonden met het NMEA
2000-netwerk.
Als uw boot niet is uitgerust met een NMEA 2000-netwerk, kunt u een
dergelijk netwerk aanleggen met behulp van de bijgeleverde NMEA
2000-kabels en -connectors
(pagina
•
Om gebruik te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10V
kunt u een optioneel NMEA 2000-compatibel GPS-toestel verbinden met het
NMEA 2000-netwerk.
overwegingen met betrekking tot het monteren van de GHC 20
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet wordt beschadigd
wanneer het is gemonteerd.
•
De montagelocatie moet optimaal zicht bieden tijdens het besturen van het
vaartuig.
•
De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de knoppen op de
GHC 20.
•
Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de
GHC 20 te dragen en om de GHC 20 te beschermen tegen overmatige
trillingen of schokken.
•
Achter het oppervlak moet voldoende vrije ruimte zijn voor het leggen en
verbinden van de kabels.
Achter de behuizing van de GHC 20 moet minstens 8 cm (3 inch) speling
zijn.
•
Om interferentie te voorkomen, moet de locatie minstens 209 mm (8
verwijderd zijn van een magnetisch kompas.
•
De locatie mag niet worden niet blootgesteld aan extreme temperaturen
(pagina
14).
overwegingen met betrekking tot het aansluiten van de GHC 20
•
U moet de GHC 20 verbinden met het NMEA 2000-netwerk.
•
Twee draden uit de gegevenskabel van de GHC 20 moeten op de juiste wijze
worden aangesloten om de stuurautomaat te kunnen inschakelen:
◦
De gele draad uit de GHC 20-gegevenskabel moet worden verbonden met
de gele draad van de CCU-kabel.
◦
De zwarte draad uit de GHC 20-gegevenskabel moet worden verbonden
met dezelfde aarding als de CCU.
•
Optionele NMEA 0183-compatibele toestellen, zoals GPS-toestellen, kunnen
worden verbonden met de gegevenskabel van de GHC 20
10).
Opmerking
(pagina
/
inch)
1
4
10).
5