Liquiline System CA80SI
4.
Optie: verander ook het meetinterval: Meting/Meet interval.
Alle andere instellingen kunnen voorlopig op de standaard fabrieksinstellingen
worden gelaten.
5.
Keer terug naar de meetmodus: druk de sneltoets voor ESC tenminste gedurende één
seconde in.
Uw analyzer werk nu met uw algemene instellingen. Optioneel aangesloten
sensoren gebruiken de fabrieksinstellingen van het specifieke sensortype en de
individuele kalibratie-instellingen die als laatste zijn opgeslagen.
Wanneer u al de aanvullende ingangs- en uitgangsparameters wilt configureren in Basic
setup analyser:
‣
Configureer de stroomingangen, relais, grenswaardeschakelaars en instrumentdiagnose
met de volgende submenu' s .
7.5.2
Configureren van de monsterstroom
1.
Open afsluitventielen die in de monsteraanvoerleidingen eventueel aanwezig zijn. Vanaf
deze stap moet een monster aanwezig zijn bij het monsterkanaalomschakelfilter. Het
aanbevolen bereik is: 1,5 ... 3 bar (21,8 ... 43,5 psi) .
2.
Configureer de monsterstroom op het overdrukventiel en controleer dit via het
Systeemtest-menu: (Hoofdmenu/Diagnose/Systeemtest/Analyser/Sample
channel). Aanbeveling: 70 ml/min.
3.
Kies het relevante monsterkanaal via pH mV en druk op Bevestig om dit te activeren.
4.
Aanbeveling: configureer het volgende monsterkanaal niet totdat de monsterstroom
enkele minuten stabiel is.
5.
Selecteer en activeer, wanneer de monsterstroom voor alle kanalen is geconfigureerd,
Geen monsterkanaal op alle ventielen te sluiten. Wanneer het kanaal is gedeactiveerd,
blijft het monster door elk kanaal stromen en wordt afgevoerd via monsterafvoerslang
"D".
7.5.3
Aansluiten van de reagentia en de standaard
1.
Plaats reagentia en standaarden met het flessenrek.
2.
Sluit de reagentia-slangen aan op de betreffende ventielen.
3.
Sluit de standaard aan op de inlaat in de slangenpomp.
4.
Menu/Weergave /Onderhoud/Vatwissel/Fles plaatsing/Fles selectie moet zijn
geselecteerd.
5.
Selecteer alle flessen die u heeft geplaatst en bevestig dit met OK .
6.
Het instrument is nu gereed voor de meting. Aan het begin van de eerste meting, zijn de
reagentia-dispensers volledig geopend en geleegd. Dit gebeurt om goede meetprestaties
vanaf het begin te garanderen en treedt op na de inbedrijfname, na vervangen van de
reagentia-flessen of na bepaalde diagnostische situaties.
Endress+Hauser
Inbedrijfname
39