4.17 GASVERBINDINGEN
4.17.1 GASVOORZIENING
De installatie van de gastoevoer moet voldoen aan de normen en de praktijkcodes die worden vermeld in deel
2.3 van deze handleiding.
Dit apparaat is alleen bedoeld voor installatie op een gastoevoer met een gecontroleerde meter.
De gasmeter, regelaar en toevoerleidingen moeten zo zijn bemeten dat ze voldoende zijn voor de boiler naast
andere apparaten die op de voeding zijn aangesloten (zie 3.6 voor maximale gasverbruiksnelheden).
Aan de linkerkant van het apparaat bevindt zich een 3/4 "of 1" mannelijke BSP geaarde stalen gasaansluiting.
Er moet minimaal 19 mb gasdruk beschikbaar zijn aan de inlaat van de boiler, met deze boiler en andere appa-
raten aangesloten op dezelfde gastoevoer, werkend bij maximale belasting.
Dit vereist een testpunt op de inkomende gastoevoer van het apparaat. Als alternatief kan de
gasklep worden gebruikt op een van de branders, maar een drukverlies van 2 - 2,5 mb over de klep
moet worden toegestaan bij het berekenen van de uiteindelijke drukval.
Inlaatdruk tikken
meetpunt
4.17.2 GASLEIDINGWERK
Wanneer deze boiler in een installatieruimte of een speciaal gebouwd compartiment wordt geïnstalleerd, moet
een handmatig bediende klep worden gemonteerd. De klep moet eenvoudig herkenbaar en gemakkelijk toegan-
kelijk zijn.
De gastoevoerleidingen moeten worden voorzien van geschikte koppelingen, zodat de boiler veilig kan worden
verwijderd voor grote service of reparatie.
Controleer op gasdichtheid in leidingen aan de boiler door een manometer aan te sluiten op het tappunt van
de toevoerdruk. De gas- en verbrandingstoestand in de boiler moet ook worden gecontroleerd met behulp van
geurzin en lekdetectievloeistof. Zorg voor gasdichtheid voordat u naar de inbedrijfstelling gaat.
Installatie
40
Remeha HR gasboilers