De optische sensor altijd reinigen met een natte doek. Nooit waterstralen of oplosmiddelen ge-
bruiken!
5.2.3. INSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
De instelling van de maaihoogte gebeurt met behulp van de hendel voor de instelling van de maaihoogte (16)
waarmee tot 6 verschillende maaihoogten kunnen worden geselecteerd, van 75 mm voor de hoogste maaihoogte
tot 25 mm voor de laagste.
De hendel voor de regeling van de maaihoogte (16)
stevig vasthouden en tegelijkertijd op de twee knoppen
drukken om hem uit zijn positie los te maken.
De knoppen ingedrukt houden en de hendel in een van
de 6 beschikbare posities kantelen, van 75 mm voor de
hoogste maaihoogte tot 25 mm voor de laagste.
Let op
Nooit met de grasmaaier werken als de hendel voor de regeling van de maaihoogte (16) in de
positie 'parkeer-/transportrem' staat.
In deze stand komt de maaicarter in contact met de achterwielen die daardoor worden geblok-
keerd. De grasmaaier kan dus niet voor- of achteruit rijden of geduwd worden.
Opmerking
Als u niet weet welke maaihoogte u moet kiezen, begin dan altijd te maaien met de hoogste maaihoogte.
Bekijk het verkregen resultaat op een kleine oppervlakte en stel zo nodig de maaihoogte bij. Let op dat u nooit
meer dan 1/3 van de grashoogte maait.
GRASMAAIER RASION 2 EASY
59_141654-C
59N_18_050
21