De offset-/stijgingscorrectie kan voor de volgende meetgrootheden ingevoerd worden en
wordt voor elke meetgrootheid gescheiden opgeslagen:
buitentemperatuur: meetgrootheid = temp.; bij het oproepen van de Offset-/ stijgingsinvoer
-
binnentemperatuur: meetgrootheid = temp.; bij het oproepen van de Offset-/ stijgingsinvoer
-
vochtigheid:
-
Bij dauwpunt- temperatuur "Td" resp. bij vochtverzadiging- temperatuur "Wb" is het invoe-
ren van de offset-/ stijgingsinvoer niet mogelijk!
Voor het invoeren van de offset (nulpuntverschuiving) en de stijgingscorrectie handelt u als
volgt:
1. Het apparaat moet uitgeschakeld zijn.
2. Kiezen van de meetgrootheid waarvoor de Offset ingesteld moet worden.
3. Hold- toets indrukken en gelijktijdig inschakelen. Hold- toets ingedrukt houden tot er
OFS op het display verschijnt (ca. 3 s).
4. Mode- of Hold- toets indrukken, op het display verschijnt de actueel ingestelde offset-
waarde voor de gekozen meetgrootheid.
5. Met Mode- en Hold- toets de gewenste Offset instellen. (max. instelbare waarden:
±5.0°C resp. ±15.0 % rV = relatieve vochtigheid).
6. Met On/Off- toets bevestigen.
7. Er verschijnt SCL op het display.
8. Mode- of Hold- toets indrukken, op het display verschijnt de actueel ingestelde stij-
gingscorrectie voor de gekozen meetgrootheid.
9. Met Mode- en Hold- toets de gewenste stijgingscorrectie instellen. (max. instelbare
waarden: ±5.00%).
De invoer vindt plaats in % verandering:
Voorbeeld: instelling is 4.00 => stijging is met 4.00% verhoogd => stijging = 104%
Bij een gemeten waarde van 100.0 (zonder stijgingscorrectie) zou het apparaat nu
104.0 aangeven.
10. Met On/Off- toets bevestigen. De Offset en stijgingscorrectie worden opgeslagen.
Let op: Als bij de invoer langer dan 20 s geen toets ingedrukt wordt, zal de invoer afgebro-
ken worden. Eventueel al ingevoerde veranderingen worden niet opgeslagen!
Configuratie van het apparaat:
Voor het configureren van het apparaat handelt u als volgt:
1. Apparaat moet uitgeschakeld zijn.
2. Druk op de Mode- toets en schakel gelijktijdig het apparaat in.
Houd de Mode- toets ingedrukt, tot er "rAt" op het display verschijnt (ca. 3s).
I)
Cyclustijd:
De cyclustijd geeft aan hoe vaak de meetwaarde geactualiseerd wordt. Korte cyclustijden
garanderen een snelle reactie van het display op schommelingen in de vochtigheid en
temperatuur in de omgeving, maar hebben ook een hoger stroomverbruik tot gevolg dan
lange cyclustijden (zie Technische specificaties).
3. Op het display staat "rAt" (= meetsnelheid)
4. Mode- of Hold- toets indrukken, op het display verschijnt de op dit moment ingestelde
cyclustijd.
moet de externe sensor ingeplugd zijn.
mag de externe sensor niet ingeplugd zijn.
meetgrootheid is %RH
5