en slechtere prestaties van het apparaat.
9.4
Apparaat- / luchtfilter:
Voer op het apparaat- / luchtfilter regelmatig visuele inspecties uit op vervuiling,
contaminaties of verstoppingen.
Let op!
Vervang het apparaat- / luchtfilter:
• bij elke wisseling van patiënt,
• als het vuil en grijs verkleurd, geblokkeerd of mogelijk gecontamineerd is,
• bij regelmatig gebruik ten minste één keer per maand.
9.4.1
Controleer of het apparaat uitgeschakeld is en niet meer aangesloten is op een
voedingsbron.
9.4.2
Draai het apparaat / luchtfilter linksom en trek het uit de
compressor, zoals afgebeeld in de afbeelding hiernaast.
9.4.3
Neem het filtermedium uit de luchtfilterkap en vervang het
door een nieuw.
9.4.4
Plaats het apparaat- / luchtfilter rechtsomdraaiend terug in het apparaat.
Aanwijzing:
Gebruik het apparaat nooit zonder apparaat- / luchtfilter. Gebruik uitsluitend ori-
ginele AEROvent
van andere materialen als alternatief filter is verboden en kan leiden tot een
verstoorde werking of schade aan het apparaat.
9.5
Werkingscontrole
Aanwijzing:
• Voer vóór en na elk gebruik en de daaropvolgende reiniging een werkingscon-
trole uit.
• Gebruik de afzuigpompen niet, als u bij de werkingscontrole afwijkingen tege-
nover de opgegeven waarden vaststelt.
9.5.1
Controleer of de afzuigverbindingsslang, de siliconen slangen en het afzuigreser-
voir lekken, scheuren, enz. vertonen. Beschadigde onderdelen moeten onmiddelli-
jk worden vervangen.
9.5.2
Controleer of de slang-filterset en de afzuigverbindingsslang, incl. vingertop /
afzuigonderbreker goed zijn aangesloten en stevig vastzitten.
9.5.3
Schakel de afzuigpomp in.
16
- apparaatfilters (HAG03-HC-GF; HAG03-HC-GF/6). Het gebruik
®