■
Instelling van de minimale en maximale grenzen van het variatiebereik
Deze functie maakt het mogelijk de maximale en minimale grenzen van de relatieve variatie voor elke uitgang vast
te stellen. Deze grenzen zijn instelbaar met instelling ETS of lokaal aan de voorkant van het product.
2.2.2 Geavanceerde functies
De applicatieprogramma's maken het mogelijk het algemene functioneren van de producten te configureren. De
geavanceerde functies zijn:
■
Uitgangscombinatie
De kanalen kunnen worden gekoppeld volgens de verschillende combinaties voor de variatie van sterkere ladingen.
Het apparaat voert automatisch een test uit voor de herkenning van de bedrading die overeenkomt met een van de
toegelaten combinaties. Na het downloaden van ETS, voert het apparaat automatisch een test uit voor de
herkenning van de bedrading om de coherentie tussen de reële bekabeling en deze die in ETS is ingesteld.
■
Handbediening
Met de handbediening kan een product van de bus geïsoleerd worden. In deze stand is het mogelijk lokaal elek van
de uitgangen te forceren.
Deze opdracht heeft de hoogste prioriteit. Er wordt geen enkele andere opdracht aangenomen als de
handbediening actief is. Alleen door een annulering van de handbediening zijn weer andere opdrachten mogelijk.
De duur van de handbedining kan ingesteld worden. De handbediening kan gedeactiveerd worden via de bus KNX.
■
Status indicatie
Het gedrag van de status indicatie voor elke uitgang kan voor het geheel van het product worden ingesteld. De
functie status indicatie draagt de status van elke uitgangschakelcontact over op de bus KNX.
■
Logisch blok
De functie Logica maakt het mogelijk een uitgang te bedienen volgens het resultaat van een logische operatie. Deze
heeft de laagste prioriteit. Het resultaat van de operatie kan op de bus KNX worden uitgezonden en kan direct
meerdere uitgangen bedienen. Er zijn per apparaat 2 logische blokken die tot 4 ingangen hebben beschikbaar.
■
Zelfdiagnose
De functie Diagnose maakt het mogelijk de functioneringstatus van het apparaat via de bus KNX door te geven.
Deze informatie wordt periodiek en/of bij verandering van de status afgegeven.
■
Expertmodule, keuze van de dimstand
De dimstand voor elke uitgang kan ingesteld worden in de expertmodule, zowel lokaal op de voorkant ven het
product als via de instelling van de dimwaarde via ETS.
TYA662AN - TYA664AN-BN
9
6LE004004A