De geleidingsdraad voor de elektroden die
op uw onderrug zullen worden gebruikt,
moet dan in kanaal 2 worden gestoken.
De geleidingsdraden kunnen door ruwe
behandeling worden beschadigd en
moeten met zorg worden behandeld.
11.3. VOORBEREIDING
1.
Nadat de elektrodendraden goed zijn
aangesloten, moet u hulp vragen de
elektrodenpads op de juiste plaats op
uw rug aan te brengen. Om een goe-
de hechting van de elektrodenpads te
verzekeren, moet de huid waarop ze
worden aangebracht schoon, droog
en vrij van vet of poeder zijn.
2.
Voor weeën, episiotomiepijn of pe-
rineale scheur, plaats het bovenste
paar elektrodenpads (verbonden
met CH1) aan weerszijden van de
wervelkolom op een afstand van
50 mm van elkaar en ongeveer 75
mm onder de onderkant van de
schouderbladen (dicht bij wervels
T10, T11, T12 en L1). Dit is net
onder de bh-lijn.
3.
Plaats het onderste paar elektro-
denpads (verbonden met CH2) aan
weerszijden van de wervelkolom,
ongeveer 100 mm uit elkaar en on-
geveer 25 mm boven de kuiltjes aan
de basis van de wervelkolom, juist
boven de billen (dicht bij de wervels
S2, S3 en S4).
Waarschuwing: Zorg ervoor
dat de Perfect mama+ is
uitgeschakeld voordat u de
elektrodenpads op de huid aanbrengt.
4.
U kunt veilig op de elektrodenpads
leunen. Het gevoel kan veranderen.
5.
Met de elektrodenpads op hun
plaats kunt u kiezen voor de riem-
clip of het nekkoord, afhankelijk
van wat u het prettigst vindt, zodat
u zo mobiel mogelijk kunt blijven.
Een riemclip is voorzien om het toestel
aan uw kleding te bevestigen. Deze kan
naar boven of naar beneden worden
aangebracht. Schuif de clip langs de
basis van het toestel tot hij vastklikt.
U kunt het toestel ook aan uw nek
hangen met het nekkoord via de gaten
op elke schouder van het toestel. Het
nekkoord is zo ontworpen dat het voor
de veiligheid opengaat als eraan getrok-
ken wordt.
Haal een lus van het nekkoord door het
gat in de schouder van het toestel en
trek het door. Voer het koord door de lus
en trek het strak naar het toestel toe.
21