KNX
3. Montage
Aanwijzing: Combisensor met DCF77
Controleer de montagepositie op ontvangst van het DCF77-tijdsignaal.
Door reflectie kunnen ontvangststoringen optreden. Is een storingvrije
ontvangst niet mogelijk, dient u de montagepositie enekel meters te
verplaatsen, tot de combisensor het signaal perfect ontvangt (zie hfdst.
„Uitrichten van de antenne").
•
Voor montage op een mastbuis (Ø 35 ... 50 mm)wordt de sensor
geleverd met een Nirostabevestigingsbeugel (afbeelding 1).
•
De combisensor mag nergens door obstakels resp.
schaduwwerpende constructies in zijn werking worden belemmerd.
•
Bij montage van de combisensor vóór een wand dient een
minimumafstand van 0,5 m te worden aangehouden, om
vertekening van de meetwaarden door verstoring van de sensors te
vermijden.
•
Opdat de helderheidssensors de stand van de zon exact meten,
dient de combisensor met behulp van een kompas zodanig te
worden uitgericht, dat het neerslagvenster naar het noorden wijst
(zie afbeelding 2). In dat geval is de correcte toewijzing van de
helderheidssensors aan de bijbehorende hemelrichtingen
gewaarborgd (afbeelding 3).
•
Om een vlekkeloze windsnelheidsmeting te waarborgen, moet het
windmolentje soepel kunnen draaien. Dit kan bij geringe
windsnelheden met het blote oog gecontroleerd worden.
Art.nr.: WS 10 KS, WS 10 KS DCF
Combisensor
2