Gebruik alleen pijpen en bochten voor overdruk met profiel afdichtringen in dezelfde diameter
als het toestel.
De maximale. leidinglengte tussen toestel en afvoercombinatie is 15m voor zowel af- als
toevoer. Reken elke 90° bocht als 1,5m en elke 45° bocht als 1m rechte pijp. Wordt de
weerstand in toe/ afvoersysteem te groot, dan zal de belasting van het toestel teveel zakken.
Bij afvoerlengte groter dan 5m bestaat het gevaar dat condens wordt gevormd. Zorg ervoor dat
het condens niet in het toestel terug kan stromen, of beter, plaats een condensafvoer vlakbij
het toestel.
Bij verticale uitmonding moet de kap min. 0,5m boven het dakvlak uitsteken. Let ook op hinder
in verband met o.a. voorzieningen van ventilatielucht of andere aanzuigopeningen.
7 Werking van het toestel
7.1 Algemeen
Het toestel kan zowel verwarmen als ventileren. Door gebruik te maken van een
temperatuursensor op het toestel en die in de ruimtethermostaat kan het temperatuursverschil
tussen onder en boven bepaald worden. Als dit verschil te groot is, doordat alle warmte zich
onder het dak heeft verzameld, zal de systeemventilator starten en deze warmte naar de
werkvloer drukken.
Als de gewenste ruimtetemperatuur dan nog niet wordt bereikt, zal de heater gaan bij
verwarmen. Door de modulerende brander wordt precies de juiste hoeveelheid warmte
toegevoerd waardoor een comfortabele temperatuur wordt bereikt.
7.2 Warmtevraag
Als er door de thermostaat warmtevraag wordt aangegeven, dan zal de volgende cyclus
starten:
De DFC regelprint ziet dat er warmtevraag is en geeft spanning aan de branderautomaat de
DBC.
De DBC geeft spanning aan de premixventilator en die zal dan op het starttoerental gaan
draaien.
Na 30 seconden zal de elektrode ca 5 seconden gaan vonken en het gas-luchtmengsel zal
ontstoken worden.
Als de vlam gedetecteerd is, gaat na ongeveer 15 seconden het toestel moduleren naar het
gewenste vermogen.
Pagina 7/16
Instructie boekje Premix Luchtverwarmer type (7)10/(7)20/(7)30