Instellingen
7.
De aanwezigheidssensor wordt uitsluitend geparametriseerd en bediend via de
Application Controller (APC).
7.1
De DALI-2 BMS-aanwezigheidssensor biedt configuratie-/instellingselementen
die nog niet zijn gedefinieerd in de IEC-62386-normen.
De volgende instellingen kunnen worden gedefinieerd in memory bank 2:
•
•
•
De memory bank (memory bank 2) wordt geschreven of gelezen via standaard
DALI-2-opdrachten.
7.1.1
Waarde
(decimaal)
0
Instellingen
Memory bank 2
Sensor-LED aan/uit en sensor-LED helderheid
Correctiefactor omgevingslichtsensor (ALS)
Gevoeligheid van de bewegingsmelder (PIR)
Sensor-LED-modus
Waardebits*
Beschrijving
0000 0000
De sensor-LED's zijn uitgeschakeld.
Als u de sensor-LED's uitschakelt, worden alle
sensor-LED-signalen voor normaal bedrijf
verborgen.
De volgende gebeurtenissen worden niet
verborgen:
- DE DALI-identificatieprocedure wordt gestart
met de opdracht IDENTIFY DEVICE (Apparaat
identificeren)
- De LED-volgorde die wordt weergegeven
tijdens de opwarmfase direct na het inschakelen
- PIR-testmodi
NL
14 / 23