Download Print deze pagina

ELLER WR 100-06 Gebruiksaanwijzing pagina 2

Advertenties

BEVESTIGING VAN HET ROLEX-APPARAAT AAN HET
STRUCTURELE VERANKERINGSPUNT
Bevestig de valbeveiliging aan het structurele verankeringspunt met behulp
van de bevestigingsbeugel en een koppeling die voldoet aan de norm EN
362 of gebruikmakend van een verankeringspunt dat voldoet aan de norm
EN 795. Het structurele verankeringpunt moet zich boven de werkplek
bevinden en een statische draagkracht hebben van minmaal 10 kN. De
vorm van het structurele verankeringspunt moet onmogelijk maken dat het
apparaat vanzelf losgaat.
EISEN BETREFFENDE HET STRUCTURELE VERANKERINGSPUNT
De valbeveiliging met valstopapparaat moet boven de gebruiker worden
geïnstalleerd. Bij installatie van het apparaat in een verticale lijn boven de
gebruiker mag de minimale vrije ruimte "z" onder het werkniveau niet
kleiner zijn dan 1,5 m.
Wanneer de lijn van het apparaat onder een hoek staat ten opzichte van
de loodlijn treedt het slingereffect op. Om dit effect te minimaliseren mag
de hellingshoek van de lijn ten opzichte van de loodlijn niet groter zijn dan
40°. De gebruiker mag zich zijwaarts verplaatsen over een afstand die
gelijk is aan "I", maar niet groter dan 1/2 V.
De vrije ruimte onder het werkniveau moet meer dan 1,5 m + de zijwaartse
afstand "I" bedragen.
BEVESTIGING VAN HET APPARAAT AAN COMPLETE
HARNASGORDEL
De lijn of de karabijnhaak mag uitsluitend aan het voorste bevestigingspunt
of het bevestigingspunt op de rug van de harnasgordel worden
vastgemaakt. De harnasgordel moet voldoen aan de norm EN 361.
Beveilig de sluiting van de karabijnhaak met het blokkeringsmechanisme
tegen ongewild opengaan.
CONTROLE VOOR HET GEBRUIK
De persoon die de valbeveiliging gaat gebruiken moet voor ieder gebruik
een grondige inspectie uitvoeren van de onderdelen van het
valstopapparaat (behuizing, karabijnhaak met valindicator, beugel, band)
op mechanische, chemische en thermische beschadigingen. De gebruiker
moet de werking van het valstopapparaat controleren door dynamisch aan
de band te trekken. De band moet blokkeren en niet verder afrollen. Na
loslating van de band moet het valstopapparaat de band weer intrekken.
Gebruik het valstopapparaat niet wanneer de valindicatie is beschadigd of
vervormd, wanneer het beschadigingen vertoont of wanneer u twijfelt aan
de staat waarin het apparaat zich bevindt.
GEBRUIK
Beveilig de valbeveiliging tijdens het gebruik tegen contact met oliën, zuren, oplosmiddelen, basen, open vuur, stukjes gesmolten
metaal en scherpe randen. Zorg ervoor dat tijdens het werken op roosterconstructies de band niet klem komt te zitten tussen de
verschillende constructie-elementen. Vermijd gebruik van het apparaat op stoffige en vette plaatsen. Het gebruik van het
valstopapparaat in combinatie met een valbeveiligingssysteem moet in overeenstemming zijn met de gebruiksaanwijzing van die
valbeveiligingssystemen en voldoen aan de geldende normen:
- EN 361- voor harnasgordels;
- EN 362 - voor koppelingen;
- EN 795 - voor verankeringspunten.
TOEGESTANE GEBRUIKSPERIODE
Er is geen maximale gebruiksperiode voor de valbeveiliging met valstopapparaat gedefinieerd, onder voorwaarde dat alle
servicebeurten op tijd worden uitgevoerd.
bevestigingspunt
bevestigingspunt
valstopapparaat
valstopapparaat
o
max 40
l
werkniveau
slingereffect
grondniveau
PERIODIEKE SERVICEBEURT
Na iedere gebruiksperiode van 12 maanden moet het valstopapparaat uit gebruik worden genomen om de producent een
grondige servicebeurt uit te laten voeren. Deze servicebeurt mag uitsluitend worden uitgevoerd door de producent van het
apparaat of zijn geautoriseerde vertegenwoordiger.
Tijdens de servicebeurt wordt de toegestane gebruiksperiode voor het valstopapparaat vastgesteld tot de volgende servicebeurt
door de producent.
Noteer het resultaat van de servicebeurt op de Gebruikskaart.
UITGEBRUIKNAME
Wanneer er twijfel ontstaat over veilig gebruik van het valbeveiligingsapparaat moet het onmiddellijk uit gebruik worden
genomen; het apparaat mag pas weer worden gebruikt na schriftelijke bevestiging van een grondige servicebeurt door de
producent of zijn geautoriseerde vertegenwoordiger. Wanneer het apparaat is gebruikt voor het breken van een val (in het
bijzonder wanneer de karabijnhaak is beschadigd of vervormd), moet het onmiddellijk uit gebruik worden genomen en
teruggestuurd naar de producent of zijn geautoriseerde vertegenwoordiger om een grondige servicebeurt uit te laten voeren. Alle
reparaties en servicebeurten moeten worden uitgevoerd door de producent van het valbeveiligingsapparaat of zijn
geautoriseerde vertegenwoordiger.
ALGEMENE REGELS VOOR HET GEBRUIK VAN EEN PERSOONLIJK VALBEVEILIGINGSSYSTEEM
een persoonlijk beveiligingssysteem mag uitsluitend worden toegepast door personen die zijn geschoold in het gebruik ervan.
een persoonlijk beveiligingssysteem mag niet worden toegepast door personen waarvan de gezondheidstoestand van invloed kan zijn op de veiligheid bij
dagelijks gebruik of in reddingssituaties.
er dient een reddingsplan opgesteld te worden dat indien noodzakelijk toegepast kan worden.
het is verboden om veranderingen aan te brengen in de uitrusting zonder schriftelijke toestemming van de producent.
eventuele reparaties van de uitrusting mogen uitsluitend worden uitgevoerd door de producent van de uitrusting of een door hem geautoriseerde
vertegenwoordiger.
het persoonlijke beveiligingssysteem mag niet worden gebruikt voor doeleinden die niet overeenkomen met zijn bestemming.
het persoonlijke beveiligingssysteem is persoonlijk en dient slechts door één persoon te worden gebruikt.
zorg ervoor dat alle elementen van het valbeveiligingssysteem op de juiste manier met elkaar samenwerken voordat u het gaat gebruiken. Controleer
regelmatig de koppelingen en de pasvorm van de onderdelen van de uitrusting om te voorkomen dat ze per ongeluk verslappen of losschieten.
het is verboden om beveiligingssystemen te gebruiken, waarvan de werking van een willekeurig onderdeel wordt gehinderd door de werking van een
ander onderdeel.
kijk het persoonlijke beveiligingssysteem voor ieder gebruik goed na en controleer of het nog in goede staat verkeert en goed werkt.
controleer tijdens de inspectie alle elementen van de uitrusting en let vooral op allerlei soorten beschadigingen, overmatig verbruik, corrosie,
slijtageplekken, sneetjes en verkeerde werking. Let bij de volgende onderdelen van de uitrusting met name op:
-
bij harnasgordels en riemen voor werkpositionering: gespen, regelelementen, bevestigingspunten (gespen), banden, naden, lussen;
-
bij valdempers: bevestigingslussen, band, naden, behuizing, koppelingen;
-
bij touwen en geleiders van textiel: touw, lussen, kabelkousen, koppelingen, regelelementen, vlechtwerk;
-
bij touwen en geleiders van staal: touw, draad, klemmen, lussen, kabelkousen, koppelingen, regelelementen;
-
bij valstopapparaten: het touw of de band, juiste werking van het oprolsysteem en blokkeringsmechanisme, behuizing, valdemper, koppelingen;
-
bij lijnklemmen: het lichaam van het apparaat, het goed glijden langs de geleider, werking van het blokkeringsmechanisme, rollertjes, schroeven en
klinknagels, koppelingen, valdemper;
-
bij de koppelingen (karabijnhaken): draaglichaam, klinknagelwerk, hoofdsluiting, werking van het blokkeringsmechanisme.
minimaal eenmaal per jaar, na 12 maanden gebruik, moet het persoonlijke beveiligingssysteem uit gebruik worden genomen om een periodieke servicebeurt
uit te voeren. De periodieke servicebeurt mag worden uitgevoerd door de persoon die bij het bedrijf verantwoordelijk is voor de veiligheidsuitrusting en die op
dit gebied is geschoold. De periodieke servicebeurt kan ook worden uitgevoerd door de producent van de uitrusting of door personen of bedrijven die zijn
geautoriseerd door de producent. Controleer alle elementen van de uitrusting grondig en let vooral op allerlei soorten beschadigingen, overmatig verbruik,
corrosie, slijtageplekken, sneetjes en verkeerde werking (zie het voorgaande punt). In sommige gevallen, met name wanneer de veiligheidsuitrusting een
gecompliceerde constructie heeft zoals valstopapparaten, moeten de periodieke servicebeurten worden uitgevoerd door de producent van de uitrusting of zijn
geautoriseerde vertegenwoordiger. Na uitvoering van de periodieke servicebeurt wordt de termijn van de volgende servicebeurt vastgesteld.
regelmatig uitgevoerde periodieke servicebeurten zijn van fundamenteel belang voor de toestand van de uitrusting en de veiligheid van de gebruiker die
afhankelijk is van volledige functionaliteit en duurzaamheid van de uitrusting.
controleer tijdens de periodieke servicebeurt de leesbaarheid van alle markeringen op de veiligheidsuitrusting (kenmerk van het gegeven apparaat),
alle informatie over de veiligheidsuitrusting (naam, serienummer, aankoopdatum en datum van ingebruikname, gebruikersnaam, informatie over reparaties en
servicebeurten en uitgebruikname) moet worden vermeld op de gebruikskaart van het gegeven apparaat. Het bedrijf waar de gegeven uitrusting in gebruik is,
is verantwoordelijk voor de notities op de gebruikskaart. De persoon die bij het bedrijf verantwoordelijk is voor de veiligheidsuitrusting vult de kaart in. Gebruik
van een persoonlijk beveiligingssysteem zonder ingevulde gebruikskaart is niet toegestaan,
bij verkoop van de uitrusting buiten het grondgebied van het land van herkomst is de leverancier van de uitrusting verplicht om de uitrusting te voorzien van
een gebruiksaanwijzing, een onderhoudshandleiding en informatie over periodieke servicebeurten en reparaties in de officiële taal van het land waarin de
uitrusting zal worden gebruikt.
het persoonlijke beveiligingssysteem moet onmiddellijk uit gebruik worden genomen wanneer er ook maar enige twijfel bestaat over de juiste staat of goede
werking ervan. De uitrusting kan opnieuw in gebruik worden genomen nadat de producent de uitrusting een grondige servicebeurt heeft gegeven en
schriftelijk toestemming verleent tot verder gebruik.
wanneer het persoonlijke beveiligingssysteem is gebruikt om een val te dempen, moet hij onmiddellijk uit gebruik worden genomen en afgeschreven (fysiek
vernietigen).
alleen een harnasgordel (conform norm EN 361) is toegelaten als uitrusting voor het vasthouden van het lichaam in een persoonlijk valbeveiligingssysteem.
het valbeveiligingssysteem mag uitsluitend vastgemaakt worden aan de bevestigingspunten (gespen, lussen) van de harnasgordel die zijn aangeduid met
een hoofdletter "A". Een markering van het type "A/2" of een halve letter "A" betekent dat het noodzakelijk is dat er twee op eendere wijze gemarkeerde
bevestigingspunten aan vastgemaakt moeten worden. Het is verboden om een beveiligingssysteem vast te maken aan een enkel bevestigingspunt (gesp,
lus) dat is gemarkeerd met "A/2" of een halve letter "A". Zie onderstaande afbeeldingen:

Advertenties

loading