3.2 Meten
Plaats de sonde loodrecht op het meetoppervlak op het te meten punt en druk het apparaat lichtjes
op het te meten voorwerp. Houd het apparaat stil tijdens de meting om meetfouten te voorkomen.
De succesvolle meting wordt bevestigd met een pieptoon en de gemeten waarde wordt
weergegeven op het display.
De afbeelding hierboven toont de schermweergave:
750 μm - actueel gemeten waarde
•
5 (links van de gemeten waarde) - aantal gemeten waarden in het geheugen
•
Mean 713 μm - gemiddelde waarde van totale geheugen incl. huidige waarde
•
Min 625 μm - Min waarde van totale geheugen incl. huidige waarde
•
Max. 800 μm – Maximum waarde van totale geheugen incl. huidige waarde
•
Sdev ±22 μm - Standaardafwijking van de actuele meting (3 % + 2 μm)
•
NFe - Niet-magnetisch meetmateriaal / Fe: magnetisch meetmateriaal
•
Belangrijke aanwijzingen:
Om krassen en schade aan de ondergrond en de sonde te voorkomen, dient u de meter
tussen de metingen door van het oppervlak af te halen.
Voor enkelvoudige metingen moet u een tijdsinterval van 2 seconden aanhouden tussen
twee metingen.
3.3 Meetbereik
Het meetbereik van de laagdiktemeter is 0 ... 1250 µm. Bij metingen buiten het meetbereik
verschijnen 3 balken in plaats van de gemeten waarde.
Het symbool
rechtsonder in het display geeft een laagdikte buiten het meetbereik of een onjuiste
meting aan.
GEBRUIKSAANWIJZING
5