Opbouw en functie
Transport en installatie
4 Alle vier de torxschroeven uit de moduleverbinders van de koelmodule schroeven.
5 Voedingskabels uit de kabelschacht van de koelmodule voeren.
6 Stroombron met de voorste apparaatvoeten voor de voorste moduleverbinders van de koelmodule
plaatsen. Stroombron achter omhoog heffen en beide aansluitstekkers van de voedingskabels van de
koelmodule in de betreffende bussen van de stroombron steken (de aansluitstekkers moeten volledig
vastklikken).
7 Stroombron precies met de opname van de moduleverbinder in de desbetreffende moduleverbinder
van de koelmodule plaatsen. Koelmodule en stroombron met alle vier de torxschroeven M5 x 14 mm
bevestigen.
8 Koelvloeistof vullen > zie hoofdstuk 5.2.3.
Voor verdere informatie over de montage van het apparaat (video) kan zo nodig de QR-code op de infor-
matiesticker worden gescand.
5.2
Transport en installatie
Gevaar voor ongevallen door ontoelaatbaar transport van apparaten die niet met een
kraan mogen worden getransporteerd!
Het gebruik van een kraan en het hijsen van het apparaat is niet toegestaan! Het appa-
raat kan vallen en personen verwonden! Grepen, riemen en houders zijn uitsluitend ge-
schikt voor handmatig transport!
•
Het apparaat is niet geschikt voor het hijsen of voor transport met de kraan!
5.2.1
Koeling apparatuur
Gebrekkige ventilatie resulteert in vermindering van de capaciteit en schade aan het apparaat.
•
Omgevingsvoorwaarden in acht nehmen!
•
In- en uitlaatopening voor koellucht vrijhouden!
•
Minimumafstand van 0,5 m tot hindernissen respecteren!
5.2.2
Omgevingscondities
Het apparaat mag niet in de buitenlucht en uitsluitend op een passende, stabiele en vlakke
ondergrond opgesteld en gebruikt worden!
•
De exploitant moet voor een slipvaste, vlakke ondergrond en voldoende verlichting van de
werkplaats zorgen.
•
De veilige bediening van het apparaat moet altijd gegarandeerd zijn.
Materiële schade door verontreinigingen!
Ongewoon hoge hoeveelheden stof, zuren, corrosieve gassen of substanties het apparaat be-
schadigen (onderhoudsintervallen in acht nemen > zie hoofdstuk 6.3).
•
Hoge hoeveelheden rook, damp, oliedamp, slijpstoffen en corrosieve omgevingslucht ver-
mijden!
Tijdens gebruik
Temperatuurbereik van de omgevingslucht:
•
-25 °C tot +40 °C (-13 °F tot 104 °F)
relatieve luchtvochtigheid:
•
tot 50 % bij 40 °C (104 °F)
•
tot 90 % bij 20 °C (68 °F)
18
WAARSCHUWING
[1]
099-005693-EW505
24.4.2023