Bedieningshandleiding
Bediensleutel en paniekontgrendeling
2. Productbeschrijving
2.1 Bestelgegevens
Deze bedieningshandleiding geldt voor de volgende types:
AZ/AZM 200-B30-
T
-
➀
➁➂➃
➄
AZ/AZM201-B30-
T
-
➀
➁➂➃
➄
Nr.
Optie
Beschrijving
L
Deur met aanslag links
➀
R
Deur met rechts zichtbare scharnieren
A
voor montage aan de buitenkant
➁
I
voor montage aan de binnenkant
G1
met deurgreep
➂
G2
met draaiknop
P1
met Paniekontgrendeling
➃
P20
met Paniekontgrendeling Metaal *
P25
met paniekontgrendeling verzonken handgreep *
P30/P31 met vergrendelstaaf *
zonder Spertang
➄
SZ
met Spertang *
* alleen mogelijk voor montage aan de buitenkant
De bediensleutel AZ/AZM 200-B30... is uitsluitend voorzien
om gecombineerd te worden met het basistoestel van de
serie AZ/AZM 200.
De bediensleutel AZ/AZM201-B30 is uitsluitend voorzien om
gecombineerd te worden met het basistoestel van de serie
AZ/AZM201.
Alleen bij een correcte uitvoering van de montage, zoals in
deze handleiding beschreven, blijft de veiligheidsfunctie en
dus de conformiteit met de Machinerichtlijn van het volledige
systeem behouden.
2.2 Speciale versies
Voor speciale versies die niet in de typesleutel onder 2.1 vermeld
worden, gelden de vermeldingen hiervoor en hierna, voor zover zij
overeenstemmen met de serieversies.
2.3 Bestemming en gebruik
In combinatie met de veiligheidsvergrendeling of veiligheidsschakelaar
is de bedieneenheid geschikt voor draaibare en verplaatsbare
beschermvoorzieningen. De beschermvoorziening kan langs buiiten
door draaien van de deurgreep geopend en gesloten worden.
Houdkracht F
.
max
- bij montage aan de buitenkant 2000 N
- bij montage aan de binnenkant 1000 N
De bediensleutel wordt door een veer in de bedieneenheid
teruggetrokken. De bedieneenheid met paniekontgrendeling dient
om de beschermvoorziening vanuit de gevarenzone te openen.
Door het bedienen van de paniekontgrendeling kan de
beschermvoorziening vanuit de gevarenzone geopend worden
zonder bijkomende ontgrendeling van de veiligheidsvergrendeling.
De beschermvoorziening kan niet van binnen uit vergrendeld worden.
De uitvoering met spertang voorkomt onopzettelijke insluiting .
Bij het betreden van de gevarenzone bevestigt het bedien- of
onderhoudspersoneel telkens een hangslot aan de spertang, zodat
de beschermdeur niet gesloten kan worden en een onopzettelijke
machinestart verhinderd wordt.
Speling van de bediene-
enheid
X = ± 1,5 mm
Y = ± 5,0 mm
Z = ± 1,0 mm
2
3. Montage
3.1 Algemene montage-instructies
De montage mag uitsluitend door gemachtigd vakpersoneel
uitgevoerd worden.
Toegelaten opstellingen
Niet-toegelaten opstellingen
3.2 Weergave van de varianten voor inbouw
De bediensleutels AZ/AZM 200-B30 of AZ/AZM201-B30 zijn naar
keuze verkrijgbaar als variant voor montage aan de buitenkant en voor
montage aan de binnenkant.
Bij montage aan de buitenkant wordt de veiligheidsschakelcomponent
AZ/AZM 200 of AZ/AZM201 buiten de gevarenzone geïnstalleerd; bij
montage aan de binnenkant in de gevarenzone.
Montage aan de buitenkant
Deur met
aanslag
rechts
AZM
Deur met
aanslag
links
Deur met
aanslag
rechts
AZM
Deur met
aanslag
links
De minimumradius van de deur bij montage aan de buitenkant
bedraagt 400 mm, bij montage aan de binnenkant 700 mm.
Veronderstellingen:
- 40 mm profiel
- Afstand tussen veiligheidsvergrendeling
en bedieneenheid 7,5 mm
- Gebruik van een standaardscharnier voor 40 mm profielen
NL
AZ/AZM 200-B30
AZ/AZM 201-B30
Montage aan de binnenkant
Deur met
aanslag
AZM
rechts
Deur met
aanslag
links
AZM
AZM
AZM