12
5.0 Koplamp testen en afstellen
Bij voertuigen met automati-
sche neigingscorrectie, die de
carrosserie- en koplampneigin-
gen bij verschillende belastin-
gen opvangt, dienen de bijzon-
derheden van deze voorziening
volgens de instructies van de
fabrikant te worden opgevolgd.
Voor het afstellen van koplam-
pen bij voertuigen met hand-
matige lichthoogteregeling,
moet de verstelling zich in de
voorgeschreven arrêteerstand
voor de basisinstelling
bevinden.
Bij koplampen met een 2-stan-
den lichthoogteregeling, waarbij
de basisinstelling niet als zoda-
nig omschreven is, dienst als
volgt te worden gehandeld:
Bij voertuigen, waarbij de licht-
bundel zich met toenemende
belasting naar boven beweegt,
dient de afstelling in de eind-
stand van de lichthoogterege-
ling te geschieden, waarbij de
lichtbundel het hoogste punt
bereikt.
Bij voertuigen, waarbij de
lichtbundel zich met toene-
mende belasting naar onderen
beweegt, dient de afstelling in
de eindstand van de licht-
hoogteregeling te geschieden,
waarbij de lichtbundel het
laagste punt bereikt.
Afbeelding 5
e = Maat in cm, waarmee de licht-donker-grens op 10 m
afstand lager moet liggen
H = Hoogte in cm van het midden van de koplamp tot het
standvlak
h = Hoogte in cm van de scheidingslijn van het testscherm
tot het standvlak.