1. Druk via het bedieningspaneel op K K o o p p i i ë ë r r e e n n en druk dan op het tabblad A A f f d d r r u u k k k k w w a a l l i i t t e e i i t t .

2. Druk op K K l l e e u u r r b b a a l l a a n n s s .

3. Zo past u de densiteitsniveaus van alle vier de kleuren aan:

a. Op het scherm Kleurbalans selecteert u B B a a s s i i s s k k l l e e u u r r .

b. Druk om het niveau voor elke kleur aan te passen op de aanwijzer en verplaats deze naar de

pictogrammen plus (+) of min (-).

4. Zo past u de densiteitsniveaus van hooglicht, middentoon en schaduw aan per kleur:

a. Druk op G G e e a a v v a a n n c c e e e e r r d d e e k k l l e e u u r r .

b. Druk op de gewenste kleur.

c. Druk om het niveau voor hooglicht, middentoon en schaduw aan te passen op de desbetreffende

aanwijzer en verplaats deze naar de pictogrammen + of -.

5. Druk op O O p p s s l l a a a a n n .

Kleurverschuiving aanpassen

Als u een kleurenorigineel hebt, kunt u de tinten van de kopiekleuren aanpassen.

Opmerking: Deze toepassing is alleen beschikbaar wanneer de afdrukkleur is ingesteld op A A u u t t o o - -

h h e e r r k k e e n n n n i i n n g g of K K l l e e u u r r .

1. Druk via het bedieningspaneel op K K o o p p i i ë ë r r e e n n en druk dan op het tabblad A A f f d d r r u u k k k k w w a a l l i i t t e e i i t t .

2. Druk op K K l l e e u u r r v v e e r r s s c c h h u u i i v v i i n n g g .

De balk K K l l e e u u r r o o r r i i g g i i n n e e e e l l vertegenwoordigt de kleuren van het origineel.

De balk K K l l e e u u r r k k o o p p i i e e vertegenwoordigt de kleuren van de kopie.

3. Als u de gewenste kleurverschuiving wilt selecteren, drukt u voor de benodigde tint op het pictogram plus

(+ + ) of minus (- - ).

4. Druk op O O p p s s l l a a a a n n .

Glansniveau aanpassen

Met het glansniveau stelt u in of de papierglans normaal of verbeterd is.

Opmerking: Deze functie is niet op alle papiersoorten van toepassing.

Het glansniveau aanpassen:

1. Druk op K K o o p p i i ë ë r r e e n n .

Xerox