SYSTEEMOVERZICHT
BEDIENDEELFUNCTIES
Opmerking: de hieronder beschreven systeemfuncties zijn slechts een referentie en dienen
te worden geactiveerd met gebruikmaking van de druktoetsen.
1. LCD SCHERM: geeft het status over-
zicht van het systeem en de zones weer.
2. INSCHAKEL INDICATIE: rode LED
brandt (AANWEZIG, AFWEZIG, DI-
RECT) en knippert indien ingeschakeld
met fouten.
3. GEREED INDICATIE: groene LED
brandt als het systeem gereed is om in
te schakelen. Knippert als er nog een
zone open staat.
4. AFSPELEN: een opgenomen bericht
afluisteren.
5. TEST: de zones, sirene en flitser testen.
6. OVERBRUG: overbrugt zones in het
systeem of laat huidige overbrugde
zones zien.
7. CODE: voor het toekennen van gebrui-
kerscodes.
8. DEURBEL: schakelt de deurbelfunctie
in en uit. Indien geactiveerd, geeft het
codebediendeel een signaal wanneer
een vertraagde zone of een zone van
de omtrekbeveiliging wordt aangesproken
terwijl het systeem uitgeschakeld is.
9. INTERNE SIRENE:
(zie ook alarmeringen)
10. FUNCTIE: activeert systeemfuncties.
11. DIRECT: inschakelen zonder vertraging
bij Aan- of Afwezig inschakelen. Bij het
openen van de toegangsdeur zal direct
een alarm volgen.
12. STATUS : na het indrukken van de
statustoets worden alle open zones in
het display en via de luidspreker
aangegeven.
13. Niet toegepast in Nederland.
14. MACRO: Kan worden geprogrammeerd
om een vooraf gedefinieerde combina-
tie van toetsindrukken uit te voeren.
15. Inschakelen Aanwezig
16. Inschakelen Afwezig
17. UIT na het intoetsen van de code voor
het uitschakelen van het systeem.
18. Microfoon, voor inspreken van
persoonlijke berichten.
19. Speaker, voor weergave van de gespro-
ken status van het systeem.
20. Opname, voor opnemen van persoon-
lijke berichten.
21. Volume, volumeniveau instellen van
de speaker.
10