- Vul de installatie met schoon drinkwater. Gebruik geen
toevoegingen om bevriezing of kalkafzetting tegen te gaan.
- Ontlucht de installatie en de cv-haard door middel van de
ontluchtingsnippel, rechts van de cv-haard. Ontlucht ook de
circulatiepomp door de schoef op de pomp iets los te
draaien.
- Zorg voor een minimale waterdruk van 1 bar in koude
toestand.
- Stel de cv-haard in bedrijf nadat deze gas- en
elektrotechnisch is aangesloten en gecontroleerd. Stel de
pompstand in, afhankelijk van het gebruikte cv-vermogen en
de waterzijdige weerstand (zie 4.7).
- Controleer of na enige tijd het temperatuurverschil tussen de
aanvoer en de retour van de cv-haard circa 20 °C bedraagt.
4.6.1 Kortsluitleiding/shuntleiding/thermostatische radiatorkranen
Het is raadzaam, en bij gebruik van thermostatische
ratiatorkranen bovendien verplicht, om in de installatie een
kortsluit- of shuntleiding op te nemen. In de kortsluitleiding
plaatst u een drukverschilregelaar. De inhoud van het
kortsluitcircuit moet ongeveer 8 liter zijn. In de praktijk is dit
minimaal 6 meter vanaf het toestel. Let op dat ook het
expansievat in het kortsluitcircuit is opgenomen.
4.7 MINIMALE DOORSTROMING
type Kompakt
Bij deze doorstroomhoeveelheid zal het temperatuurverschil
tussen aanvoer en retour ongeveer 25 °C zijn. Bij een groter
temperatuurverschil is de doorstroomsnelheid waarschijnlijk te
laag. Een te lage doorstroomsnelheid kan leiden tot:
- oververhitting en kookverschijnselen in de warmtewisselaar
van de cv-haard;
- veel lawaai; "tikken" en "knallen" door grote en snelle
uitzetting en krimpen van bepaalde onderdelen.
minimale doorstroming: 550 l/u
NL/BE
NL/IBE11