Tevens kan in deze bedrijfstoestand de druk in de CV-installatie (in Bar) afgelezen worden
op het temperatuurdisplay.
Wachtstand
De LED bij de
toets brandt en eventueel één van de LED's van de tapcomfort functie.
Het toestel is gereed voor het beantwoorden van een vraag naar CV- of tapwater.
Nadraaien CV
0
Na het einde van CV-bedrijf draait de pomp na. De nadraaitijd staat van fabriekswege
ingesteld op de waarde volgens § 7.2. Deze instelling kan gewijzigd worden. Bovendien
gaat de pomp automatisch 1 keer per 24 uur gedurende 10 seconden draaien om vastzitten
te voorkomen. Deze automatische inschakeling van de pomp vindt plaats op het tijdstip van
de laatste warmtevraag. Om het tijdstip te wijzigen dient op het gewenste tijdstip de
kamerthermostaat even omhoog gezet te worden.
Gewenste temperatuur bereikt
1
De branderautomaat kan de warmtevraag tijdelijk blokkeren. De brander wordt dan gestopt.
De blokkering vindt plaats omdat de gevraagde temperatuur is bereikt. Als de temperatuur
voldoende is gezakt wordt de blokkering opgeheven.
Zelftest
2
Eenmaal per 24 uur wordt door de branderautomaat de aangesloten sensoren
gecontroleerd. Tijdens de controle voert de automaat geen andere taken uit.
Ventileren
3
Bij het starten van het toestel wordt allereerst de ventilator naar het starttoerental gebracht.
Als het starttoerental is bereikt wordt de brander ontstoken. Code
als er na het stoppen van de brander wordt nageventileerd.
Ontsteken
4
Als de ventilator het starttoerental heeft bereikt vindt de ontsteking van de brander middels
elektrische vonken plaats. Tijdens het ontsteken is code
niet ontsteekt dan vindt na ongeveer 15 seconden een nieuwe ontsteekpoging plaats.
Als na 4 ontsteekpogingen de brander nog niet brandt dan valt de automaat in storing.
CV-bedrijf
5
Op de automaat kan een aan/uit thermostaat, een OpenTherm thermostaat, een
buitenvoeler of een combinatie met de laatste aangesloten worden (zie § 10.2).
Bij een warmtevraag afkomstig van een thermostaat volgt na het aanlopen van de ventilator
(code
) het ontsteken (code
3
4
Tijdens CV-bedrijf wordt het toerental van de ventilator en daarmee het vermogen van het
toestel aangepast zodanig dat de temperatuur van het CV-water naar de gewenste CV-
aanvoertemperatuur toe geregeld wordt. Wanneer een aan/uit thermostaat is aangesloten,
is dit de op het display ingestelde CV-aanvoertemperatuur. In het geval van een
OpenTherm- of draadloze thermostaat wordt de gewenste CV-aanvoertemperatuur door de
thermostaat bepaald. Bij een buitenvoeler wordt de gewenste CV-aanvoertemperatuur
bepaald door de in de branderautomaat geprogrammeerde stooklijn. Voor de laatste twee
situaties geldt echter als maximum de op het display ingestelde temperatuur.
Tijdens CV-bedrijf wordt de gevraagde CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel
weergegeven.
De CV-aanvoertemperatuur kan ingesteld worden tussen 30 en 90°C (zie § 7.1).
Let op: voor een laagtemperatuursysteem kan een lagere maximale instelling vereist zijn
dan de standaardinstelling van 80°C.
Door de servicetoets in te drukken tijdens CV-bedrijf kan de werkelijke
CV-aanvoertemperatuur afgelezen worden.
Intergas Verwarming BV
3
zichtbaar. Indien de brander
4
) en de CV-bedrijfstoestand (code
is eveneens zichtbaar
).
5
6