GEVAAR!
•
Als de scootmobiel harder gaat rijden, laat u de
bedieningshendel los om langzamer te gaan, of u
stopt helemaal.
•
Rij dan langzaam opnieuw weg, waarbij u de
snelheid niet laat oplopen.
•
Zorg ervoor dat de scootmobiel in de Rij-modus
is, zodat ook het automatische remsysteem
geactiveerd is.
•
Een helling op- of afrijden terwijl de automatische
remmen gedeactiveerd zijn, is bijzonder gevaarlijk
en wordt niet aanbevolen.
•
Verminder altijd snelheid wanneer u een hoek
omgaat, vooral als u naar beneden rijdt.
•
Negeren van dit advies kan tot gevolg hebben dat
uw scootmobiel kantelt.
•
Rij niet dwars over hellingen met een hellingsgraad
groter dan 10° (S700) of 8° (S400 en S425).
•
Negeren van dit advies kan het kantelen van de
scootmobiel tot gevolg hebben.
6.8 TEGEN EEN HELLING OPRIJDEN
(Fig. 6.5).
•
Probeer waar mogelijk heuvels of rijplaten in een
rechte lijn op en af te rijden.
•
Als u een lange heuvel op- of afrijdt, is het een
goed idee om onderweg even te stoppen. Hierdoor
verbetert de prestatie en kan de motor van de
scootmobiel afkoelen.
•
Rij niet dwars over hellingen met een hellingsgraad
groter dan 10° (S700) of 8° (S400 en S425).
•
Rij altijd in de laagste snelheid instelling wanneer u
achterwaarts heuvelaf rijdt.
•
Probeer niet met wielen op verschillende niveaus te
rijden, d.w.z. één wiel op het voetpad en één op de
weg.
22 Sterling S-Series
6.9 VRIJLOOPMECHANISME:
GEVAAR!
Zie ook hoofdstuk 4.7
•
Ga niet op de scootmobiel zitten wanneer deze in de
vrijloopmode staat
•
Probeer niet met de scootmobiel te rijden wanneer
deze in de vrijloopmode staat
•
Laat de scootmobiel nooit door andere personen
duwen terwijl de scootmobiel in de vrijloopmode
staat, en u erop zit.
•
Zet de scootmobiel niet in de vrijloopmode wanneer u
bent gestopt, of de scootmobiel geparkeerd staat op
een helling.
•
Probeer nooit de vrijloopmode te activeren terwijl u
nog op de scootmobiel zit.
Duw de rode knop naar beneden en duw de hendel
voorwaarts in de vrijlooppositie. Als u de scootmobiel
wilt duwen met de motoren uitgeschakeld, dient u deze
procedure te volgen. Wanneer de hendels naar achteren
worden geduwd, maken de aandrijfwielen automatisch
contact met het voortbewegingsmechanisme en de rode
knop springt terug naar zijn vergrendelde positie. (Fig.
6.6).
6.10. BANDENDRUK:
Het is belangrijk de bandenspanning, en de conditie
van de banden (slijtage) geregeld te controleren. De
maximaal aanbevolen bandenspanning voor de wielen is:
S700 = 2.7 bar (40 P.S.I.)
S425, S400 = 2.7 bar (40 P.S.I.)
Meer informatie over banden vindt u in hoofdstuk 18,
paragraaf 2 en 3.
GEVAAR!
Pomp de banden nooit op met een luchtpomp bij een
benzinestation. Wij adviseren een handmatige pomp
of een pomp met een drukregelaar (manometer) te
gebruiken.
Fig. 6.5
Vrijloophendel
Fig. 6.6