GEVAAR!
Mogelijk is uw scootmobiel af fabriek uitgerust met een
stop die de beweging van uw stoel beperkt; deze mag
niet worden verwijderd. Deze stop zorgt ervoor dat uw
scootmobiel stabiel blijft wanneer u op hellingen rijdt.
6.5 HOEK ARMSTEUN / AANPASSING DIEPTE
Voor groter gebruikerscomfort kan de hoek van de
armsteunen worden versteld. U vindt de stelschroef (1)
onder de armleuning. De schroef wordt naar links of
rechts gedraaid om de hoek van de armsteun te vergroten
of verkleinen (Fig. 6.3).
De diepte van de armsteun wordt aangepast via de twee
bouten onder het kussen van de armleuning.
1
6.6 STUUR VERSTELLEN:
GEVAAR!
•
Voer geen aanpassingen aan de stuurkolom uit onder
het rijden. Als u de controle over het stuur verliest,
kunnen ernstige ongelukken ontstaan.
•
Gebruik de stelhendel van de stuurkolom niet om
voorwerpen, zoals tassen, aan op te hangen.
•
Let erop dat uw vingers of voorwerpen zich niet
rond het onderste deel van de stuurkolom bevinden
wanneer u een aanpassing doet. Wanneer uw
vingers, of voorwerpen, beklemd raken, kan ernstig
letsel ontstaan.
De hoek van de stuurkolom kan worden aangepast om
gemakkelijker op en af de scootmobiel te stappen, en om
de meest comfortabele rijpositie te vinden.
1. Trek en houd de hendel omhoog.
2. Hou het stuur vast en trek of duw de stuurkolom in de
gewenste positie.
3. Laat de hendel los.
De stuurkolom beschikt over een gashendel om
aanpassingen aan de stuurkolom gemakkelijker te maken
(Fig. 6.4).
Fig. 6.2
6.7 HELLINGEN:
Zie ook hoofdstuk 4.20.
Hieronder wordt uitgelegd hoe u correct kunt
manoeuvreren op steile oprijplaten en hellingen, vooral
voor het naar beneden rijden (Fig. 6.5, volgende
bladzijde).
GEVAAR!
•
Het wordt aanbevolen langzaam te rijden op
hellingen, vooral als u achteruit rijdt.
•
Het wordt sterk aanbevolen de rugleuning van
de stoel rechtop te zetten tijdens manoeuvres op
hellingen.
•
Indien u op een hellend vlak bent gestopt, rij dan
langzaam weg, en leun eventueel voorwaarts om te
voorkomen dat de voorwielen van de grond komen.
•
Wanneer u naar beneden rijdt, is het belangrijk dat u
de scootmobiel niet sneller dan normaal laat rijden.
Rij in verband met de veiligheid, langzaam van steile
hellingen af en stop direct als u twijfelt over het
Fig. 6.3
stuurvermogen.
•
Probeer geen hellingen op te rijden wanneer uw
scootmobiel is uitgerust met een van de volgende
accessoires: een opbergtas aan de achterzijde of
een aan de achterzijde gemonteerde rollatorhouder
of zuurstoffleshouder. Door deze aan de achterzijde
gemonteerde accessoires kan uw scootmobiel
onstabiel worden.
Fig. 6.4
Sterling S-Series
21