Handleiding
1. Markering
FieldBarrier in aluminium behuizing F2D0-FB-Ex4.*
EC-type onderzoekscertificaat: PTB 02 ATEX 2086
II 2 (1)G Ex e mb [ia Ga] IIC T4 Gb,
II 2 G (1D) Ex e mb [ia IIIC Da] IIC T4 Gb
Conformiteitsverklaring: CERT-3315
II 3 D Ex tc IIIC T135°C Dc
IECEx PTB 03.0003
Ex me [ia] IIC T4
FieldBarrier voor inbouw in schakelkast RD0-FB-Ex4.*
EC-type onderzoekscertificaat: PTB 02 ATEX 2086
II 2 (1)G Ex e mb [ia Ga] IIC T4 Gb,
II 2 G (1D) Ex e mb [ia IIIC Da] IIC T4 Gb
IECEx PTB 03.0003
Ex me [ia] IIC T4
Pepperl+Fuchs GmbH
Lilienthalstrasse 200, D-68307 Mannheim, Duitsland
2. Geldigheid
Voor bepaalde processen en instructies in deze handleiding zijn speciale
voorschriften vereist om de veiligheid van het bedieningspersoneel te
waarborgen.
3. Doelgroep, personeel
Verantwoordelijkheid voor planning, montage, indienstname, bediening,
onderhoud en demontage berust bij de bedrijfsoperators.
Alleen geschoold en gekwalificeerd personeel mag de montage, de
installatie, de indienstname, de bediening, het onderhoud en het
demonteren van het apparaat uitvoeren. Het personeel moet de
handleiding doorlezen en begrijpen.
4. Verwijzing naar verdere documentatie
Neem wetten, normen en richtlijnen die betrekking hebben op het bedoeld
gebruik en de gebruikslocatie in acht. Neem richtlijn 1999/92/EG met
betrekking tot explosiegevaarlijke omgevingen in acht.
Dit document wordt, indien van toepassing, aangevuld door bijbehorende
gegevensbladen, handleidingen, conformiteitsverklaringen, EC-type
onderzoekscertificaten, certificeringen en control drawings. Deze
informatie vindt u op www.pepperl-fuchs.com.
Vanwege doorlopende aanpassingen verandert de documentatie
voortdurend. Raadpleeg alleen de meest recente versie op www.pepperl-
fuchs.com.
5. Bedoeld gebruik
Het apparaat is een junctie box voor veldbustechnologie die veldtoestellen
via intrinsiek veilige spurs verbindt met de trunk van een segment conform
IEC/EN 61158-2.
Elke afzonderlijke spur beperkt of isoleert de stroom tijdens storingen,
zodat de rest van het segment niet wordt beïnvloed.
De spurs zijn intrinsiek veilig conform het FISCO- of Entity-model.
Het apparaat mag uitsluitend worden gebruikt binnen het gespecificeerde
bereik van de omgevingstemperatuur en bij de gespecificeerde relatieve
vochtigheid zonder condensatie.
5.1. F2D0-FB-Ex4.*
Het apparaat is ontworpen voor wandmontage.
Het apparaat is ontworpen voor paneelmontage.
5.2. RD0-FB-Ex4.*
Het apparaat is ontwikkeld voor montage op een 35-mm DIN-montagerail
conform EN 60715.
6. Onjuist gebruik
De bescherming van het personeel en de fabriek kan niet worden
gegarandeerd als het apparaat niet wordt gebruikt overeenkomstig het
bedoeld gebruik.
Het apparaat is uitsluitend goedgekeurd voor het bedoeld gebruik. Bij het
negeren van deze handleiding zullen eventuele garantie en
aansprakelijkheid van de fabrikant komen te vervallen.
7. Montage en installatie
Voorafgaand aan de montage, installatie en ingebruikname van het
apparaat moet u het apparaat leren kennen en de gebruikshandleiding
zorgvuldig doorlezen.
DOCT-4957 / 2015-11
Beschadigde of vervuilde apparaten mogen niet worden gemonteerd.
Neem de momentkracht van de schroeven in acht.
Vereisten voor kabels en ingangspoorten
Let op de volgende punten bij het installeren van kabels en
ingangspoorten:
Neem de toegestane kerndoorsnede van de geleider in acht.
Houd rekening met de isolatiestriplengte.
Als u kabels gebruikt, dient u kabeleindbeschermingen te krimpen en deze
op de uiteinden van de geleider te plaatsen.
De niet-intrinsiek veilige kabels moeten met krimpkousen zijn vastgezet bij
de bedoelde bevestigingen.
De afscherming van elk intrinsiek veilig circuit is inwendig via een
condensator aangesloten op de aardingsklem.
Aarding spurkabelafscherming:
De afscherming van het niet-intrinsiek veilig circuit is inwendig via een
condensator aangesloten op de aardingsklem.
Aarding trunkkabelafscherming:
De condensator kan worden omzeild door de kortsluitbrug tussen de
gespecificeerde klemmen te plaatsen.
Neem de aardingsvereisten voor beschermingstype Ex i in acht conform
IEC/EN 60079‑14.
7.1. Explosiegevaarlijke omgeving
Als het apparaat al in algemene elektrische installaties is gebruikt, mag het
niet meer worden gemonteerd in elektrische installaties met een
explosiegevaarlijke omgeving.
Neem de installatie-instructies conform IEC/EN 60079-14 in acht.
Neem de installatie-instructies conform IEC/EN 60079-25 in acht.
Zorg ervoor dat de trunk is uitgerust met twee afsluiters, een op elk
uiteinde van de trunk.
7.1.1. Beschermingstype
7.1.1.1. Beschermingstype Ex i
De intrinsiek veilige uitgangscircuits mogen worden gebruikt in Zone 0.
De intrinsiek veilige uitgangscircuits mogen worden gebruikt in Zone 20.
Neem alle scheidingsafstanden tussen alle niet-intrinsiek veilige circuits
en intrinsiek veilige circuits in acht conform IEC/EN 60079-14.
Voor intrinsiek veilige circuits moet de diëlektrische spanning van de
isolatie 500 V zijn ten opzichte van andere intrinsiek veilige circuits en de
afscherming, conform IEC/EN 60079-14.
Voorkom tijdens het monteren of bedienen van het apparaat
elektrostatische opladingen die kunnen leiden tot elektrostatische
ontladingen.
De afscherming van de aansluiting van het apparaat moet conform
beschermingsgraad IP30 zijn bevestigd.
Het apparaat heeft een aardingsklem waarop een equipotentiaalgeleider
met een minimale doorsnede van 4 mm² moet worden aangesloten.
Het verbinden of loskoppelen van elektrisch geladen niet-intrinsiek veilige
circuits is alleen toegestaan bij afwezigheid van een potentieel
explosiegevaarlijke atmosfeer.
De kortsluitbrug mag alleen worden losgekoppeld en verwijderd als er
geen potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer is.
7.1.1.2. Beschermingstype Ex e
Als intrinsiek veilige en niet-intrinsiek veilige circuits samen worden
gebruikt, moeten de verbindingen van de niet-intrinsiek veilige circuits
worden afgeschermd. De afscherming moet voldoen aan
beschermingsgraad IP30 conform IEC/EN 60529.
7.1.2. Gas
Het apparaat mag worden geïnstalleerd in gasgroepen IIC, IIB en IIA.
7.1.2.1. Zone 1
Het apparaat mag worden gemonteerd in Zone 1.
7.1.2.2. Zone 2
Het apparaat mag worden gemonteerd in Zone 2.
7.1.3. F2D0-FB-Ex4.* Stof
Het apparaat mag worden geïnstalleerd in stofgroepen IIIC, IIIB en IIIA.
7.1.3.1. Zone 20
De intrinsiek veilige uitgangscircuits mogen worden gebruikt in Zone 20.
7.1.3.2. Zone 22
Het apparaat mag worden gemonteerd in Zone 22.
8. Behuizingen en algehele behuizingen
Voor de juiste beschermingsgraad:
De behuizing mag niet beschadigd, vervormd of gecorrodeerd zijn.
l
Alle dichtingen moeten onbeschadigd zijn en correct geplaatst worden.
l
Alle schroeven van de behuizing/deksel moeten met het juiste moment
l
worden vastgezet.
1 / 2
Capacitief via < 12 nF
Capacitief via 5,7 nF
Direct