80 -
s a x o s l
i n s ta l l at i e h a n d l e i d i n g
!Let op - Vermijd kortsluiting tussen de batterijen en metalen voorwerpen/delen;
- Let op de "+" en "-" polen van de batterijen en de houder;
- Gebruik alkaline batterijen.
Schuif de deksel terug;
➠
Plaats de ontvanger terug.
➠
!Let op Batterijen vallen onder "klein chemisch afval" en mogen dus niet bij het huisvuil.
8.
E indcontrole
Tercontrolevandegoedeenveiligewerkingvanhettoesteldientudeonderstaandecontrolesuittevoerenvóór
ingebruikname.
8.1Gasdichtheid
Let op Alle aansluitingen dienen gasdicht te zijn.
!Let op Het gasregelblok mag aan een druk van maximaal 50 mbar blootgesteld worden.
Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
➠
8.2Gasdruk/voordruk
Debranderdrukistijdensdeproductieafgesteld;zietypeplaatje.Controlevandebranderdrukisnietnodig.
Devoordrukinhuisinstallatiesdientwelgecontroleerdtewordenomdatdezekanvariëren.
Controleer de voordruk; zie
➠
Neem contact op met het energiebedrijf als de voordruk niet klopt.
➠
8.3Ontstekingwaakvlambranderenhoofdbranders
Zie voor het aansteken van de waakvlambrander en de hoofdbranders de Gebruikershandleiding, hoofdstuk 4,
paragraaf4.2,Afstandsbediening.
Let op Wacht altijd 5 min. na het doven van de waakvlam voordat u het toestel opnieuw ontsteekt.
8.3.1Waakvlam
Controleer de ontsteking van de waakvlam:
➠
- de waakvlambrander dient bij de eerste poging te starten.
Alsdewaakvlamnietbrandt,dan
Controleer of de ontsteking vonkt:
➠
a) Zo nee, dan ligt de ontstekingskabel waarschijnlijk niet vrij van metalen delen;
b) Zo ja, dan zit er waarschijnlijk lucht in de leiding.
Ontlucht eventueel de leiding en/of
➠
Leg de ontstekingskabel vrij van metalen delen.
➠
8.3.2Hoofdbranders
Let op De branders moeten vloeiend ontsteken en mogen niet ploff en door
vertraagd ontsteken.
Afb. 18
voor de meetnippel op het gasregelblok.
Afb. 20
Afb. 19
2 1
N L