3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als
de motor niet meer wil starten, is de brandstof
voldoende verbruikt.
De motor gebruiksklaar
maken
1. Ververs de motorolie en vervang het oliefilter
terwijl de motor nog warm is; zie
verversen (bladz. 20)
(bladz.
21).
2. Verwijder de bougie.
3. Giet met een oliekan ongeveer 30 ml motorolie
in de motor via de bougieopening.
4. Trek langzaam enkele keren aan het startkoord
om de olie over de cilinder te verdelen.
5. Monteer de bougie, maar sluit de bougiekabel
niet aan op de bougie. Bevestig de kabel zodat
deze de bougie niet raakt.
De maaimachine uit de
stalling halen
1. Controleer alle bevestigingen en draai deze
vast.
2. Verwijder de bougie en draai de motor snel rond
met behulp van het startkoord om overtollige
olie uit de cilinder te verwijderen.
3. Controleer de bougie en vervang deze indien
hij vuil, versleten of gebarsten is; zie de
gebruikershandleiding van de motor.
4. Plaats de bougie en draai die vast met de
aanbevolen torsie van 20 N·m.
5. Voer de vereiste onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud (bladz.
6. Controleer het oliepeil in de motor; zie
motoroliepeil controleren (bladz.
7. Vul de brandstoftank met verse brandstof; zie
Brandstoftank vullen (bladz.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
De motorolie
en
Oliefilter vervangen
19).
Het
11).
10).
31