Door een extern contact aan te sluiten, bijvoorbeeld een kamerthermostaat
of een timer, kan de kamertemperatuur tijdelijk of periodiek worden ver-
hoogd of verlaagd. Als het contact is aangesloten, wordt de verschuiving
van de verwarmingscurve gewijzigd met het aantal stappen dat in het
menu is geselecteerd. Als er een ruimtesensor is geïnstalleerd en geacti-
veerd, is de gewenste kamertemperatuur (°C) ingesteld.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling afzonderlijk worden
verricht voor ieder systeem.
min. aanvoer temp.
Menu
1.9.3
verwarming
Instelbereik: 5-70 °C
Standaardwaarde: 20 °C
koeling (accessoire vereist)
Fabrieksinstelling: 18 °C
In menu 1.9.3 kiest u verwarmen of koelen, in het volgende menu (min.
aanvoertemp. verwarmen/koelen) stelt u de minimumtemperatuur in
voor de aanvoertemperatuur naar het klimaatsysteem. Dit betekent dat
de VVM 500 nooit een lagere temperatuur berekent dan de hier ingestelde
temperatuur.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling afzonderlijk worden
verricht voor ieder systeem.
40
Hoofdstuk 3 |
VVM 500 – tot uw dienst
min. aanv.temp. verw 1.9.3.1
klimaatsysteem 1
klimaatsysteem 2
klimaatsysteem 3
klimaatsysteem 4
min. aanvoertemp. koeling1.9.3.2
klimaatsysteem 1
klimaatsysteem 2
klimaatsysteem 3
klimaatsysteem 4
20
°C
20
°C
20
°C
20
°C
18
°C
18
°C
18
°C
18
°C
NIBE VVM 500