3.
Selecteer System Password (Systeemwachtwoord), wijzig of verwijder het huidige systeemwachtwoord en druk op
<Enter> of <Tab>.
4.
Selecteer Setup Password (Installatiewachtwoord), wijzig of verwijder het huidige installatiewachtwoord en druk
op <Enter> of <Tab>.
OPMERKING: Vul bij het wijzigen van het systeem- en/of installatiewachtwoord het nieuwe wachtwoord in
wanneer de melding daarvoor verschijnt. Als een van beide of beide wachtwoorden wordt verwijderd, dient de
melding daarover ook te worden bevestigd.
5.
Druk op <Esc> waarna een melding verschijnt om de wijzigingen op te slaan.
6.
Druk op <Y> om de wijzigingen op te slaan en de systeeminstallatie te verlaten.
Hierna wordt de computer opnieuw opgestart.
45