Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
3. Montage
3.1 Algemene montage-instructies
Neem ook de opmerkingen van de normen ISO 12100,
ISO 14119 en ISO 14120 in acht.
• Montage uitsluitend toegelaten in spanningsloze toestand
• De veiligheidssensor en de bediensleutel mogen niet als aanslag
gebruikt worden.
• De montagepositie van de veiligheidssensor is willekeurig, maar de
bedieningsvlakken moeten tegenover elkaar staan.
• De veiligheidssensor en de bediensleutel mogen niet aan sterke
vibraties en hevige schokken blootgesteld worden
Om een wederzijdse beïnvloeding en een reductie van de
schakelafstanden te vermijden, moeten de volgende opmerkingen in
acht genomen worden:
• Bevestig de veiligheidssensor uitsluitend op vlakke oppervlakken
• De veiligheidssensor en de bediensleutel mogen niet in sterke
magnetische velden geïnstalleerd worden
Indien mogelijk, de veiligheidssensor niet op ferromagnetisch materiaal
aanbrengen. Een niet-magnetisch tussenstuk van minstens 5 mm dik
of het originele afstandstuk moet gebruikt worden. Gebruik eveneens
niet-magnetische bevestigingsschroeven.
• Houd metaalspanen uit de buurt van de sensor en de bediensleutel
• Minimumafstand tussen twee systemen: min 50 mm
De bediensleutels moeten via geschikte maatregelen (gebruik
van eenwegschroeven, lijmen, uitboren van de schroefkoppen,
borgen met pennen) onlosmakelijk aan de beschermvoorziening
bevestigd worden en tegen verschuiven beveiligd worden.
3.2 Afmetingen
Alle maten in mm.
Veiligheidssensor met stekker, links scharnierende deur
13
6
Bediensleutel BPS 260-1/-2
19
4,5
26
19
¤ 4,5
LED
26
13
6
3.3 Axiale afwijking
Een horizontale en verticale afwijking tussen de veiligheidssensor en
de bediensleutel wordt getolereerd. De mogelijke afwijking is afhankelijk
van de afstand tussen de actieve vlakken van de sensor en de
bediensleutel. De veiligheidssensor blijft actief in het tolerantiebereik.
De opgegeven schakelafstanden hebben betrekking op de
veiligheidssensoren en de bediensleutels als zij tegenover elkaar
gemonteerd zijn.
3
3
zekere schakelafstand:
zekere uitschakelafstand:
Aanbevolen afstelling
Veiligheidssensor en bediensleutel op een afstand van
0,5 x s
uitlijnen.
ao
3.4 Afstelling
Stel de veiligheidssensor en de bediensleutel af op de
beschermvoorziening. Aansluitend moet de correcte werking van
de beide veiligheidskanalen met de aangesloten veiligheidsmodule
gecontroleerd worden.
4. Elektrische aansluiting
4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
De aansluiting op het AS-Interface systeem gebeurt via een open
kabeluiteinde of een M12 stekker. De M12 stekker heeft een
A-codering.
De aansluitconfiguratie van de M12 stekker is (volgens EN 62026-2) als
volgt bepaald:
vrij
4
AS-Interface + (bruin)
1
NL
BNS 260 AS
0
2 1
3
4
5
3 , 5
3 , 5
3 , 5
3 , 5
3 , 5
0
2 1
3
4
5
3 , 5
3 , 5
3 , 5
3 , 5
3 , 5
s
= 5 mm
ao
s
= 15 mm
ar
AS-Interface - (blauw)
3
2
vrij
3