Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Oriëntatie Van De Kaart Wijzigen; De Afstand Meten Op De Kaart; Kaartinstellingen; Kompas - Garmin GPSMAP 64 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor GPSMAP 64:
Inhoudsopgave

Advertenties

de kaart. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route
met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
1
Selecteer op de kaart MENU.
2
Selecteer Stel kaart in > Oriëntatie.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
• Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
• Selecteer Automodus voor een automotive perspectief
met de reisrichting bovenaan.

De afstand meten op de kaart

U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
1
Selecteer een locatie op de kaart.
2
Selecteer MENU > Afstand meten.
3
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.

Kaartinstellingen

Selecteer Stel in > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Noord boven geeft het noorden boven aan de
pagina weer. Koers boven geeft een bovenaanzicht weer
met uw huidige reisrichting naar de bovenkant van de
pagina. Automodus geeft een 3D-perspectief vanuit de auto
weer met de reisrichting naar de bovenkant van de pagina.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u de gegevensvelden en
dashboards op de kaart, het kompas, het hoogteprofiel en de
tripcomputer aanpassen.
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Geavanceerde kaartinstellingen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de
kaart. Als u Uit selecteert, moet u handmatig in- en
uitzoomen.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld waarin
de items op de kaart worden weergegeven. De kaartitems
worden niet weergegeven wanneer het zoomniveau van de
kaart hoger is dan het geselecteerde niveau.
Tekstformaat: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems
in.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.

Kompas

Tijdens het navigeren wijst
welke richting u zich verplaatst. Wanneer
van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw
bestemming. Als
in een andere richting wijst, moet u het
draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.

Het kompas kalibreren

Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u
buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op
magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of
elektriciteitskabels.
4
naar uw bestemming, ongeacht in
naar de bovenkant
Het toestel heeft een elektronisch kompas met drie assen
(alleen op GPSMAP 64s en GPSMAP 64st modellen). Kalibreer
het kompas nadat u lange afstanden hebt afgelegd, als u de
batterijen hebt vervangen of in geval van
temperatuurschommelingen.
1
Selecteer op de kompaspagina MENU.
2
Selecteer Kalibreer kompas > Start.
3
Volg de instructies op het scherm.

Het kompas gebruiken

U kunt het kompas gebruiken om een actieve route te
navigeren.
1
Selecteer PAGE.
2
Houd het toestel horizontaal.
3
Volg
naar uw bestemming.

Koerswijzer

De koerswijzer is vooral handig bij navigatie op het water of op
open plekken zonder grote obstakels. De koerswijzer kan u ook
helpen gevaren nabij de koers, zoals ondiepten of rotsen onder
water te vermijden.
Om de koerswijzer in te schakelen, selecteert u vanuit het
kompas MENU > Stel voorliggende koers in > Ga naar lijn/
wijzer > Koers (koersafwijkingsindicator).
De koerswijzer
geeft uw relatie aan tot de koerslijn die naar
uw bestemming leidt. De koersafwijkingsindicator (CDI)
de afwijking (links of rechts) ten opzichte van de koers weer. De
schaal
heeft betrekking op de afstand tussen de punten
de koersafwijkingsindicator, die de afwijking ten opzichte van de
koers weergeeft.

Navigeren met Peil en ga

U kunt het toestel op een object in de verte richten, de richting
vergrendelen en vervolgens naar het object navigeren.
OPMERKING: Peil en ga is alleen beschikbaar op de GPSMAP
64s en GPSMAP 64st.
1
Selecteer Peil en ga.
2
Richt het toestel op een object.
3
Selecteer Zet peiling vast > Stel koers in.
4
Navigeer met behulp van het kompas.
Koersinstellingen
U kunt de kompasinstellingen aanpassen.
Selecteer Stel in > Koers.
Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het
kompas.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op
de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming.
Koers toont uw relatie tot de koerslijn die naar de
bestemming leidt.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich
gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid
verplaatst.
Kalibreer kompas: Zie
Het kompas
geeft
op
kalibreren.
De hoofdpagina's gebruiken

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave