AANSLUITVOORBEELDEN
26
Met NG-drukknop voor gebruik als als tijds-
chakelaar.
Wanneer men de drukknop gedurende 5 s
ingedrukt houdt, zal de verlichting inschake-
len tijdens de vertragingstijd indien de lichts-
terkte dit verantwoordt.
Met ON/OFF-schakelaar voor het doven van
de verlichting.
Bij elke herinschakeling, functioneert de ver-
lichting gedurende de vertragingstijd indien
de lichtsterkte dit verantwoordt. Het contact
van een schakelklok kan eveneens als
stuurcontact dienen.
Met ON/OFF-schakelaar voor een perma-
nente inschakeling van de verlichting,
onafhankelijk van de detector.
Wanneer het contact van de schakelaar
open is, blijft de verlichting ingeschakeld
indien de detector is geactiveerd.
Met 3 standen-schakelaar om de verlichting
manueel in- of uit te schakelen.
Telkens men de schakelaar weer op
automatisch bedrijf instelt, functioneert de
verlichting gedurende de vertragingstijd
indien de lichtsterkte dit verantwoordt.
TEST EN AFSTELLING
De looptest dient om de detectievelden van de aanwezigheidsdetector te
controleren en in te stellen. De knop METER instellen op "+", de knop
LUX op "
", de knop TIME op 6 s, daarna kan u een looptest uitvoeren
(afb. 8).
NOTA
Na het aansluiten van de netvoeding, moet men de detector 30 s laten
opwarmen om een stabiele werking te verkrijgen. Met deze tijd rekening
houden alvorens een test uit te voeren.
De detectorkop instellen. De detectorkop heeft een horizontaal zwenk-
bereik van 10°.
Uitvoeren van looptest
1 Richt de detector naar de te detecteren zone.
2 De netvoeding aansluiten.
3 Beweeg u vanaf de buitenzijde naar de binnenzijde van de zone tot de
detector de lamp inschakelt.
4 De detector bijstellen en zodanig oriënteren tot de detectiezone opti-
maal is.
5 Met de knop METER het gewenste detectiebereik instellen.
6 Herhaal de punten 3 tot 5 tot u de gewenste detectiezone verkrijgt.
Aansluiting van
meerdere detec-
tors in parallel voor
het sturen van één
verlichtingskring.
Dezelfde fase
moet op de bruine
draden aangeslo-
ten worden.
NL
27
afb. 8