8. Verhelpen van storingen
Storing
Licht brandt na
het inschakelen
van de melder.
Directe reactie op
schommelingen in
de lichtsterkte
Licht brandt nooit,
ondanks afwezig-
heid en weinig
daglicht.
Licht schakelt
continu aan en uit
(„knipperen")
Licht brandt
continu /
melder schakelt
zonder aanleiding
Licht gaat uit
ondanks aanwe-
zigheid.
Registratiebereik
is kleiner dan
aangegeven.
Oorzaak
Gedurende 90 s na het in-
schakelen zijn beide uitgan-
gen gesloten (servicefase).
Het apparaat bevindt zich
in de servicefase, die 10
minuten duurt.
1. Luxwaarde te laag.
2. Lacunes in het registratie-
bereik, zicht zou belemmerd
kunnen zijn.
1. Halogeen- of gloeilampen
aangestuurd.
2. Directe instraling van TL-
lampen te hoog.
1. Lux-waarde is te hoog.
2. Overige bewegingen
werden geregistreerd.
3. Externe beveiliging of
relais aangestuurd
4. Parallelschakeling van
meerdere melders
De ingestelde minimale
nalooptijd is te kort.
1. Objecten in het zicht-
bereik
2. Melder op de verkeerde
plaats
Oplossing
90 s wachten. Daarna reageert het ap-
paraat gedurende 10 min. onvertraagd
op schommelingen in de lichtsterkte.
Na afloop van de servicefase reageert
het apparaat vertraagd op schomme-
lingen in de lichtsterkte.
1. Luxwaarde hoger instellen.
2. Montageplaats wijzigen of obstakels
in het registratiebereik verwijderen.
1. Lux-waarde op „on" instellen of
gloeilampen door TL/PL-lampen
vervangen.
2. Plaatsing van de lampen contro-
leren.
1. Lux-waarde lager instellen.
2. Apparaten met plotselinge warm-
testraling (heteluchtverwarmers etc.),
zich bewegende objecten (gordijnen
etc.), huisdieren?
3. Inductieve verbruikers met RC-
inrichting ontstoren.
4. Ingestelde luxwaarde controleren
Aanbevolen instellingen controleren,
nalooptijd hoger instellen.
1. Storende obstakels etc. verwijde-
ren. Melder verplaatsen
2. Registratiebereik controleren.
NL
11