REMKO bekabelde afstandsbedieningen
In- en uitschakelen van de afstandsbediening
Afb. 4: In- en uitschakelen van de afstandsbedie-
ning
De bekabelde afstandsbediening en de aange-
sloten apparaten kunnen door het indrukken van
de "aan/uit"-toets worden geactiveerd en gedeacti-
veerd. Als de bekabelde afstandsbediening is
geactiveerd, draait het ventilatorsymbool en de
LED onder de "aan/uit"-toets gaat groen branden.
Bedrijfsmodus instellen
De bedrijfsmodus kan worden ingesteld door op de
modus-toets te drukken. Hierbij schakelt de
afstandsbediening met elke druk op de toets
tussen de bedrijfsmodi Koelen, Verwarmen, Ont-
vochtigen en Luchtcirculatie.
Afb. 5: Bedieningsschema van de bedrijfsmodi
1. Koelmodus:
In koelbedrijf wordt de omgevingslucht binnen tot
de ingestelde richttemperatuur afgekoeld. Ligt de
ruimtetemperatuur boven de gewenste tempera-
tuur ligt, begint de binnenunit de omgevingslucht
binnen af te koelen. Als de ingestelde ruimtetem-
peratuur ca. 0,5 °C wordt onderschreden, schakelt
de regeling de koeling uit. Het is aan te bevelen
om de ingestelde temperatuur tot maximaal 6 °C
onder de buitentemperatuur in te stellen.
10
F
2. Ontvochtigingsmodus:
In de ontvochtigingsmodus kan de gewenste tem-
peratuur en de stand van de lamellen worden inge-
steld. Het instellen van de ventilatorsnelheid is niet
mogelijk. Met intervallen wordt de ventilator uitge-
schakeld, om de temperatuur van het lamellen te
verlagen. Het koelregister onderschrijdt door de
geringe mediumtemperatuur het dauwpunt van de
lucht, dit heeft een uitcondenseren van de lucht-
vochtigheid tot gevolg. Het vochtgehalte van de
omgevingslucht binnen wordt hiermee geredu-
ceerd.
3. Verwarmingsmodus:
In verwarmingsbedrijf wordt de omgevingslucht
binnen verwarmd tot de ingestelde waarde. Ligt de
ruimtetemperatuur boven de gewenste tempera-
tuur ligt, begint de binnenunit de omgevingslucht
binnen te verwarmen. De ventilator start pas bij het
bereiken van een lamellentemperatuur van 38 °C.
Als de ingestelde ruimtetemperatuur wordt over-
schreden, schakelt de regeling de klep uit. Onder-
schrijdt de lamellentemperatuur 38 °C wordt de
ventilator uitgeschakeld.
4. Circulatiebedrijf:
In deze bedrijfsmodus wordt het apparaat als recir-
culatieapparaat gebruikt, een instelling van de
streeftemperatuur is niet mogelijk. Er wordt geen
koel- of verwarmingsvermogen afgegeven aan de
omgevingslucht binnen. Met deze bedrijfsmodus
kan in de winter de warmtestuwing onder het pla-
fond naar lagere zones van de ruimte worden
getransporteerd.
Bij het kiezen van de bedrijfsmodus moet in
acht worden genomen dat alle binnenunits die
op een buitenunit zijn aangesloten in verwar-
mingsmodus of in de koel- en ontvochtigings-
modi worden gebruikt, zodat er geen modus-
conflicten optreden. De circulatiemodus kan
altijd onafhankelijk van de andere binnenunits
worden geselecteerd.