Klacht/storing
Aanwijzingen
Geen koeling,
Geen spanning
wel ventilatie
Compressor uit;
melding op
CC-Luxe: "C2".
Compressor
aan; melding op
CC-Luxe: "C2"
Compressor
aan
Compressor uit;
melding op
CC-Luxe: "C1"
Melding op
CC-Luxe: "C3"
Melding op
CC-Luxe: "C4"
Melding op
CC-Luxe: "A2"
Geen koeling
Melding op
CC-Luxe: "E15"
Melding op
CC-Luxe: "E16"
Melding op
CC-Luxe: "E2"
Melding op
CC-Luxe: "E1"
Melding op CC:
"NO COOLING"
Onregelmatige
geen
ventilatie
12 - NL
Controle / actie
Wanneer de besturingsprint spanning krijgt, knippert een rode LED
op de print. Controleer de aansluiting van het netsnoer op de Artic.
Controleer de zekering op de besturingsprint van de Artic. Vervang de
besturingsprint.
Controleer de werking van de compressorschakeling op de
besturingsprint. Controleer de overdrukschakelaar. Vervang de
koeltechnische skid.
Controleer of er voldoende koudemiddel in het systeem aanwezig is.
Controleer het koelcircuit op lekkage. Vervang de koeltechnische skid.
Controleer of de toe- en afvoerkanalen geïsoleerd zijn. Controleer of de
unit condens produceert. Controleer of de condensor warm wordt en de
verdamper koud. Vervang de koeltechnische skid.
De condensor is oververhit. Er is onvoldoende lucht beschikbaar
om de condensor te koelen. Controleer de instellingen van de
warmteterugwinunit. Het toestel wacht, totdat de condensortemperatuur
voldoende is gedaald. Controleer of het systeem na een periode van
enkele minuten opnieuw inschakelt.
Controleer de aansluiting van de sensor voor condensortemperatuur.
Meet de weerstand van de sensor (circa 10 kOhm bij 25˚C). Vervang de
sensor.
Controleer de aansluiting van de sensor voor inblaastemperatuur. Meet
de weerstand van de sensor (circa 10 kOhm bij 25˚C). Vervang de sensor.
De sensor voor de inblaaslucht van de WHR geeft geen signaal. Zie de
handleiding van de WHR voor oplossing van dit probleem.
De warmteterugwinunit geeft geen signaal aan de ComfoControl Luxe.
Controleer de aansluitingen tussen de ComfoControl Luxe en de
warmteterugwinunit.
De Artic geeft geen signaal aan de warmteterugwinunit. Controleer
de aansluitingen van de datakabel tussen de Artic en de
warmteterugwinunit.
De toevoerventilator is uitgeschakeld of geeft geen signaal. Zie de
handleiding van de warmteterugwinunit voor oplossing van dit probleem.
De afvoerventilator is uitgeschakeld of geeft geen signaal. Zie de
handleiding van de warmteterugwinunit voor oplossing van dit probleem.
De Artic kan niet worden ingeschakeld. Controleer de
omgevingsomstandigheden.
Controleer of de ventilatiestand voldoende hoog is gekozen. Controleer
of het debiet juist is ingesteld. Voor een goede werking is minimaal
200m3/h noodzakelijk. Wanneer een lager debiet is ingesteld, zal de unit
kortstondig het debiet verhogen, om de condensortemperatuur op een
veilig niveau te houden.