4.6 Toetsen op de afstandsbedie-
ning
Afb. 9: Toetsen op de afstandsbediening
Toets "AAN/UIT"
1
Met deze toets neemt u het apparaat in gebruik.
Toets "MODE"
2
Met deze toets wordt de bedrijfsmodus gekozen.
De binnenunit heeft 5 modi:
1. Automatische modus
In deze modus werkt het apparaat in de koel- of
verwarmingsmodus.
2. Koelmodus
In deze modus wordt de warme ruimtelucht afge-
koeld naar de gewenste temperatuur.
3. Ontvochtigingsmodus
In deze modus wordt de ruimte ontvochtigd, hierbij
wordt de ruimtetemperatuur aanzienlijk verlaagd.
Het beïnvloeden van de temperatuur en de ventila-
torsnelheid is in deze modus niet mogelijk.
4. Verwarmingsmodus
In deze modus wordt de warme ruimtelucht ver-
warmd naar de gewenste temperatuur.
5. Circulatiemodus
In deze modus wordt de ruimtelucht gecirculeerd.
Het selecteren van een temperatuur is niet moge-
1
lijk.
5
2
3
Toets " ▲ "
4
3
7
Met deze toets wordt de gewenste temperatuur tot
12
30 °C verhoogd.
8
9
11
10
Toets " ▼ "
4
6
Met deze toets wordt de gewenste temperatuur tot
13
17 °C verlaagd.
14
15
Toets "FAN/SPEED"
5
Met deze toets wordt het gewenste ventilatortoe-
rental ingesteld. Er zijn 4 niveaus beschikbaar:
Automatisch, hoge, midden en lage ventilatorsnel-
heid.
Toets "ECO"
6
Na het indrukken van deze toets stijgt de theoreti-
sche temperatuur in koelbedrijf binnen één uur
automatisch 1 °C, bij verwarmingsbedrijf daalt de
theoretische temperatuur binnen één uur 1 °C.
Toets "SWING ↕ ↔"
7
Deze toets activeert direct de oscillerende functie
van de lamellen voor een betere luchtverdeling in
de ruimte. De horizontale lamel kan worden ver-
steld.
Toets "AIR DIRECTION"
8
Met deze toets kunt u de stand van de uitstroomla-
mellen instellen. U heeft de beschikking over 5
standen en een pendelfunctie.
15