Verzenden van faxen > Methodes voor het opgeven van een bestemming
3
4
Selecteer de verzendinstellingen.
Subadrescommunicatie, gecodeerde verzending, startsnelheid verzending en ECM kunnen
worden ingesteld.
Het is mogelijk om de transmissie-instellingen te wijzigen door te drukken op [Op de haak],
[Subadres] of [Detailinstellingen].
Toets
Op de haak
Subadres
Detailinstellingen
Beginsnelheid
verzenden
ECM
Gecodeerde
verzending
Druk op [OK].
Het opgeven van de bestemming wordt beëindigd.
OPMERKING
Wanneer Aan is geselecteerd in Contr.nieuwe bestemming, wordt een bevestigingsscherm
weergegeven voor het ingevoerde faxnummer. Voer hetzelfde faxnummer opnieuw in en
druk op [OK].
Gebruikershandleiding van het apparaat
Druk op [Vlgde best.] om het volgende faxnummer in te voeren.
Multi-versturen (pagina 3-11)
Naast een fax kunt u ook een e-mail en een folder (SMB/FTP) toevoegen om als één taak te
verzenden.
Gebruikershandleiding van het apparaat
Druk op [Op de haak] om de telefoonlijn te openen.
Als het faxnummer ingevoerd is, begint het apparaat het
ontvangstsysteem op te bellen.
Nadat u op deze toets gedrukt heeft, kunt u het nummer van
het ontvangstsysteem intoetsen met de cijfertoetsen.
Raadpleeg de Engelse FAX gebruikershandleiding.
Stel deze optie in om te verzenden met een subadres.
Raadpleeg de Engelse FAX gebruikershandleiding.
Hiermee kan de transmissie startsnelheid worden ingesteld.
Selecteer een snelheid van 33.600 bps, 14.400 bps of 9600
bps.
OPMERKING
Normaliter hoort deze instelling op standaard ingesteld te zijn.
Foutcorrectie verzenden (ECM) is een communicatiemethode
die door de ITU-T (International Telecommunication Union)
gespecificeerd is, die gegevens opnieuw verzendt wanneer er
een fout optreedt. Faxmachines met een ECM-modus
controleren op fouten bij het communiceren, waardoor
vervorming van de afbeelding door ruis op de lijn en andere
condities voorkomen wordt.
Hiermee kunnen gegevens worden verzonden met
gecodeerde transmissie.
Raadpleeg de Engelse FAX gebruikershandleiding.
3-8
Beschrijving