10. Bediening
a) Omschakelcontact activeren
Afhankelijk van de ingestelde gebruikswijze (zie hoofdstuk 9. c) kan het omschakelcontact van
het codeslot (en daarmee bijv. een aangesloten deuropener) als volgt worden geactiveerd:
Gebruikswijze 1 = activeren via transponder
De transponder moet voor het sensorvlak (gedeelte boven het toetsenpaneel) worden gehouden
(maximale afstand ongeveer 3 cm). Als er een geldige transponder wordt herkend, dan wordt
het omschakelcontact geactiveerd (activeringsduur volgens de in hoofdstuk 9. k) ingestelde tijd).
Gebruikswijze 2 = activeren via gebruikerscode of transponder
Als op het codeslot een geldige gebruikerscode wordt ingevoerd of een er een geprogrammeer-
de transponder voor het sensorvlak wordt gehouden (maximale afstand ong. 3 cm), dan wordt
het omschakelcontact geactiveerd (activeringsduur volgens de in hoofdstuk 9. k) ingestelde tijd).
Gebruikswijze 3 = activeren via een combinatie van gebruikerscode en transponder
Voor het activeren van de uitgang is zowel een gebruikerscode als een transponder vereist. De
transponder moet voor het sensorvlak worden gehouden. Na de succesvolle identificatie van
een geldige transponder moet de gebruikerscode worden ingevoerd.
U kunt ook eerst de gebruikerscode invoeren en daarna de transponder voor het codeslot hou-
den.
Pas nu wordt het omschakelcontact geactiveerd (activeringsduur volgens de in hoofdstuk
9. k) ingestelde tijd).
De controle-led licht groen op, ter controle dat het omschakelcontact is geactiveerd.
Als er een onjuist gebruikerscode wordt ingevoerd of een niet geprogrammeerde
transponder voor het codeslot wordt gehouden, dan geeft het codeslot 4 korte tonen
af en licht de controle-led rood op.
23