13. Instelling van de trimming
De trimming dient in de eerste plaats om bij kanaal 1 tot 4 door de vertanding bepaalde lichte schuine stand van
de servohendel en zo de verbonden ongelijkmatige stuurbewegingen te corrigeren. Bovendien heeft men nog de
mogelijkheid om het model tijdens het bedrijf fijn af te stellen, wanneer het vb. niet recht vliegt of rijdt hoewel de
stuurknuppel zich in het midden bevindt.
Vervolgens moet de stuur- of roerstangen zo worden afgesteld dat de trimming opnieuw de oorspronkelijke waarde
(hoek van 90° tussen servohendel en stang) vertoont en het model toch recht vliegt of rijdt.
De afstandsbediening "HT-10" beschikt over een fijngevoelige digitale trimming, bij dewelke elk stuurkanaal met
telkens een trimtoets (zie ook afbeelding 1, pos. 6, 8, 14 en 16) afzonderlijk kan worden ingesteld.
De trimtoetsen hebben daarbij de volgende stuurfuncties:
Trimtoetsen 6 = hoogteroer-/nick-servo (ELE) "CH2"
Trimtoetsen 8 = rolroer-/rolservo (AIL) "CH1"
Trimtoetsen 14 = richtingroer-/heck-servo (RUD) "CH4"
Trimtoetsen 16 = gasservo/vliegregelaar, rijregelaar
(THR) "CH3"
Om de instelling van de digitale trimming te controleren
schakelt u eerst de zender en vervolgens de ontvanger
in.
Wanneer een trimtoets opzij of naar boven of onder be-
weegt en wordt gehouden, geeft de zender korte, snel
opeenvolgende geluidssignalen weer. De servo van het
respectievelijk stuurkanaal verandert in kleine stasppen
de stand van de servohendel. Wanneer het einde van
het trimbereik bereikt is, verstommen de geluidssignalen
en draait de servohendel niet meer verder. Als de trim-
toets vervolgens in de tegenovergestelde richting wordt
gestuurd en gehouden, weerklinken de geluidssignalen
opnieuw en draait de servohendel stapsgewijs terug
naar het midden.
Wanneer het midden van het trimbereik is bereikt, geeft de afstandsbediening een lang geluidssignaal weer.
Stel nu aan alle vier kanalen de middenpositie van de trimming in en monteer de servohendel zo dat deze in een
hoek van 90° tegenover de stangen staat. Aangezien de servohendel en -as getand zijn, kunnen minimale schuine
standen van de servohendel niet worden vermeden. In dit geval moet de trimming van het respectievelijk kanaal een
klein beetje uit het midden worden verplaatst om de hoek van 90° van de servohendel naar de stuurstangen (zie
afbeelding 8) opnieuw te verkrijgen.
Schakel het ontvanger en vervolgens de zender uit.
De ingestelde trimwaarde wordt automatisch in de afstandsbediening opgeslagen en blijft ook na het uit- en
inschakelen behouden.
Bij het gebruik van een elektrisch model met vliegregelaar moet de trimming voor kanaal 3 eveneens op de middelste
waarde worden ingesteld.
16
Afbeelding 9