14.
Controleren van de draairichtingen van de servo
Sluit de in het model gebruikte servo's aan de ontvanger aan. Hou u daarbij aan de hoger beschreven bezetting van
de ontvangeruitgangen.
Als uw model met twee rolroerservo's is uitgerust, is het mogelijk om beide servo's met behulp van een
V-kabel aan de ontvangeruitgang „CH1" te gebruiken.
Neem de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf. Bij een correcte aansluiting moeten de servo's aan de uit-
gangen 1, 2, 3 en 4 in overeenstemming met de afbeeldingen in figuur 10 op de bewegingen van de stuurknuppel in
de juiste richting reageren. De stuurstangen van de roeren moeten zo zijn afgesteld dat de roeren allemaal precies
in het midden zijn afgesteld als de stuurknuppel en trimming zich in het midden bevinden (zie ook bovenste schets
in afbeelding 10).
Op de volgende pagina vindt u in afbeelding 10 een schematische voorstelling van de roeruitslagen bij de respectie-
velijke stuurknuppelbewegingen.
De linker stuurknuppel voor de motorregeling kan naar voor en achter worden geschoven zonder dat hij
door veerkracht in de middelste stand terug wordt gezet. Hij blijft altijd in de positie staan, waarin hij het
laatst werd gezet.
Een elektrische motorregelaar die aan ontvangeruitgang „CH3" aangesloten is, moet zo zijn ingesteld dat een elekt-
romotor uit is als de linker stuurknuppel zich in de onderste stand bevindt. Als het model met een verbrandingsmotor
wordt gebruikt, moet de stang van de gasservo zo worden afgesteld dat de motor bij een vast gesloten carburateur
stationair loopt. Pas als de trimregelaar voor de motorfunctie eveneens helemaal naar beneden wordt geplaatst, moet
de carburateur volledig sluiten zodat de verbrandingsmotor wordt afgesteld.
Als de stuurknuppel in de bovenste stand wordt geschoven, moet de smoorklep in de carburateur volledig geopend
zijn zodat de motor op vol vermogen kan lopen.
Bij elektrische modellen bieden de vliegregelaars vaak de mogelijkheid die de respectievelijke standen voor motor uit
en maximaal vermogen in te leren. Verdere informatie hierover kunt u in de gebruiksaanwijzing over de vliegregelaar
vinden.
Let op!
Voer bij een elektromodel de motortest uitsluitend uit als het model veilig tegen wegrollen is beveiligd. Let
bij de motortest ook op dat er zich geen voorwerpen of lichaamsdelen in het draai- of aanzuigbereik van de
propeller bevinden.
Als de servo's of roeren precies in tegengestelde richting, zoals getoond in afbeelding 10 reageren, kan met behulp
van de reverse-schakelaar (zie volgend hoofdstuk) de draairichting van de respectievelijke servo's worden omge-
keerd.
Belangrijk!
Schakel bij het inschakelen eerst de zender en vervolgens de ontvanger in. Bij het uitschakelen wordt altijd
eerst de ontvanger van de stroomvoorziening afgekoppeld, en pas daarna wordt de zender uitgeschakeld.
Schakel de zender nooit uit, terwijl de ontvanger nog in bedrijf is. Dit kan leiden tot onvoorziene reacties van
het model!
14