B
EDIENING
WAARSCHUWING
Bewegende onderdelen kunnen vingers amputeren of ernstige verwondingen veroorzaken. Houd uw handen,
kleding en losse voorwerpen uit de buurt van alle openingen. Zorg ervoor dat u altijd de motor stopt, de ontste-
kingsbougie loskoppelt en dat alle bewegende onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen voordat u obstakels
verwijdert, resten wegneemt of het apparaat een onderhoudsbeurt geeft.
WAARSCHUWING
Het gebruik van dit apparaat kan vonken geven die in geval van droge begroeiing brand kunnen veroorzaken. Dit
apparaat is uitgerust met een vonkvanger en een vonkvanger kan vereist zijn. Raadpleeg de plaatselijke brandweer-
diensten voor wet- of regelgeving inzake brandpreventie-eisen.
BRANDSTOF
OPMERKING: Het gebruik van ongemengde brandstof, niet goed gemengde brandstof of brandstof ouder dan
90 dagen (oude brandstof) kan opstartproblemen, slechte prestaties of ernstige motorschade veroorzaken en de pro-
ductgarantie ongeldig maken. Lees aandachtig de aanwijzingen in het hoofdstuk Bewaring van deze handleiding en
leef deze na.
Benzinebrandstof is een mengsel van normale autobenzine en een luchtgekoelde tweetaktmotorolie van een bekende
merknaam. Aangeraden wordt minstens loodvrije 89 octaan benzine. Gebruik geen brandstof die methylalcohol of meer
dan 10% ethylalcohol bevat.
Tweetaktolie - Aanbevolen mengverhouding; 50 : 1 (2 %) voor ISO-L-EGD Norm (ISO/CD 13738), JASO FC/FD en
ECHO Premium 50: 1 olie.
Omgaan met brandstof
GEVAAR
De brandstof is ERG brandbaar. Wees uiterst voorzichtig wanneer u brandstof mengt, bewaart of behandelt om
ernstige verwondingen te voorkomen.
•
Gebruik een goedgekeurde brandstofcontainer.
•
VERBODEN te roken in de buurt van brandstof.
•
VERMIJD vlammen of vonken in de buurt van brandstof.
•
Brandstoftanks/jerrycans kunnen onder druk staan. Draai brandstofdoppen steeds langzaam los zodat de druk
gelijk kan worden.
•
Vul de brandstof van een apparaat NOOIT aan wanneer de motor HEET is of DRAAIT!
•
Vul brandstoftanks NIET binnen. Vul brandstoftanks ALTIJD buiten boven onbedekte grond.
•
Vul de brandstoftank NIET overmatig. Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
•
Draai de brandstoftankdop stevig vast en sluit de brandstofcontainer na aanvullen.
•
Controleer op brandstoflekken. In geval van brandstoflekken is het verboden om het apparaat te starten of te
gebruiken tot de lekken zijn gerepareerd.
•
Start de motor op minstens 3 m (10 ft.) van de plaats waar u brandstof hebt bijgevuld.
G
rondboor
G
ebruikshandleidinG
11