3.3
Veiligheids instructies voor het gebruik
De toegang tot de omgeving waar de pomp is geplaatst,
is strikt voorbehouden aan bevoegd personeel.
De omgeving moet goed afgeschermd en afgebakend
zijn, met in het oog vallende waarschuwingsmiddelen.
Bevoegd personeel moet van tevoren goed getraind en
op de hoogte zijn van de risico's, die ontstaan door sto-
ringen, foutief gebruik en andere onvoorziene omstan-
digheden, die kunnen worden voorkomen tijdens ge-
bruik.
Voordat men de pomp start en het systeem op druk zet,
dient men de onderstaande punten te controleren;
1. Wees er zeker van dat de watertoevoer naar de
pomp correct is aangesloten.
2. Wees er zeker van dat de watertoevoerfilters schoon
zijn.
3. Alle elektrische componenten, bedrading en
aansluitingen dienen vrij van beschadigingen te zijn.
4. De hogedrukslangen mogen geen uiterlijke slijtage
vertonen en ook de koppelingen aan beide uiteinden
mogen geen sporen van slijtage of corrosie vertonen.
Indien er zich lekkage, een gevaarlijke- of onvoorziene
situatie voordoet, dient men de werkzaamheden onmid-
dellijk te stoppen en het systeem drukloos te stellen.
Alle storingen moeten direct gemeld aan en worden ge-
controleerd cq. hersteld door een bevoegde monteur.
3.4
Veiligheids voorschriften bij gebruik van ho-
gedruk pistolen en lansen
1. De bediener dient voor zichzelf en de omgeving de
voorgeschreven veiligheids maatregelen in acht te
nemen. Hij moet altijd handelen met verstand en
gevoel voor verantwoordelijkheid.
2. Bij hogedrukreiniging moeten altijd gepaste persoon-
lijke beschermings middelen worden gebruikt:
-
handschoenen
-
waterproof beschermende kleding
-
helm met gelaat bescherming
-
laarzen met goede grip op natte ondergrond
Opmerking: Met klem moeten wij erop wijzen, dat wan-
neer men beschermende kleding draagt, dit beschermt
tegen waterspray en rondvliegende deeltjes, maar niet
tegen de directe inslag van een waterstraal. Aanvullen-
de protectie in de vorm van afdoende metalen afscher-
ming of barricades kunnen nodig zijn in bepaalde om-
standigheden.
4
3. Tijdens reinigings werkzaamheden conform de SIR-
richtlijnen, wordt voorgeschreven dat er minimaal een
tweede persoon aanwezig is, om wanneer nodig
assistentie te verlenen en bij langdurig en zwaar werk
elkaar af te wisselen.
4. De omgeving waar de werkzaamheden plaatsvinden,
moeten vrij zijn van losse delen en afval om het rond
vliegen daarvan en het uitglijden van personeel te
voorkomen.
5. De waterstraal dient men altijd gericht te houden op
het te reinigen object, ook tijdens testwerkzaamhe
den, voordat men met het reinigen begint.
6. Indien toepasbaar moeten degelijke schermen
worden geplaatst om personeel en installatie te
beschermen tegen rondvliegend vuil of deeltjes
losgespoten door de waterstraal.
7. De bediener mag op geen enkele voorwaarde
afgeleid worden, voordat de installatie buiten bedrijf
gesteld en geheel drukloos is.
Personeel dat een reden heeft om de werkomgeving
te betreden, moet daarmee wachten tot de installatie
buiten bedrijf en drukloos is en zijn of haar aanwezig-
heid bekend is.
8. Elk teamlid moet bekend zijn met de werkzaamheden
en plannen van zijn collega's, om gevaarlijke
misverstanden te voorkomen, tijdens reinigingswerk-
zaamheden.
9. De pomp mag niet eerder gestart en op druk worden
gebracht, voordat alle teamleden zich in een veilige
positie bevinden, de nozzle gericht naar het te
reinigen object en het pistool of de lans goed wordt
vastgehouden.
3.5
Veiligheids voorschriften bij onderhouds
werkzaamheden
1.
De hogedruk unit dient onderhouden te worden,
volgens de voorschriften van de leverancier.
2.
Onderhoudswerkzaamheden mogen alleen door
bevoegd personeel uitgevoerd worden.
3.
Service en onderhoud moeten worden uitge-
voerd met passend gereedschap, om schade
aan hogedruk componenten te voorkomen.
4.
Gebruik van niet origineel gereedschap is ten
strengste verboden.