2.2
Verloopdiagram
Begintoestand: de tank is eerst leeg. De elektrode E1 heeft geen watercontact. Het relais
1 is aangetrokken (voor bijv. het vulventiel te openen). Het waterniveau in de tank stijgt, door
het watercontact met de onderste elektrode E1 (1) zal de relaisstand niet veranderen, pas
nadat elektrode E2 aangeraakt wordt (2) schakelt het relais 1 uit (sluiten van bijv. het
vulventiel).
Niveau boven: als het niveau in de tank verder stijgt en de elektrode E3 bereikt blijft het
relais 2 eerst uit (3). Pas nadat het waterniveau elektrode E4 bereikt (4), schakelt het relais
2 in (en daardoor bijv. een afvoerpomp). Het niveau daalt, elektrode E4 wordt vrij (5), het
relais blijft echter aangetrokken totdat elektrode E3 ook vrij is(6). Dit betekent dat tussen het
bovenste inschakelpunt E4 en het onderste uitschakelpunt E3 een hysterese bestaat.
Niveau onder: als het niveau verder daalt, wordt elektrode E2 vrij (7). In dalende richting
blijft relais 1 echter uit, totdat ook elektrode E1 geen watercontact meer heeft (8). Pas dan
trekt relais 1 aan. Bij een stijgende vulrichting blijft relais 1 dan aangetrokken, ook bij
watercontact van elektrode E1 (9). Pas als ook elektrode E2 watercontact heeft schakelt
zich het relais 1 weer uit (10). Ook de niveauregeling onder heeft zodoende een hysterese.
De benamingen voor de componenten "vulventiel" of "pomp" zijn hier alleen als voorbeeld
gebruikt om het geheel beter te begrijpen. Welk apparatuur gebruikt wordt is uiteindelijk
afhankelijk van de toepassing. Via twee steekbruggen kan het schakelgedrag van de relais
omgekeerd worden. De twee relaistrappen zijn twee onafhankelijke niveauregelaars.Er
hoeven niet beide niveauregelingen gebruikt worden, het apparaat is ook geschikt voor het
regelen van slechts één niveau. Hiertoe worden dan alleen twee elektroden en de referentie-
elektrode benodigd. In dat geval wordt het tweede kanaal (relais en elektrode-ingangen) niet
aangesloten.
6