2
Beschrijving
2.1
Werkwijze
De regelaar regelt de vulstand van gelidbare vloeistoffen zoals kraan- of regenwater of
condensaat. De meting van de vulstand in de tank gebeurt met elektroden, die door
contactvlakken op de tankwand of staafelektroden zelf gemaakt kunnen worden.
Door twee onafhankelijke trappen maakt het apparaat een gelijktijdige bewaking van het
minimale en maximale vloeistofniveau en de aansturing van twee verschillende actuatoren ,
bijv. een vulventiel en een pomp mogelijk.
In de vloeistoftank worden 4 elektroden (E1..E4) gemonteerd, die tot aan het gewenste
schakelpunt in het medium raken. Een vijfde elektrode op de tankbodem (niet op de
afbeelding) dient als referentie-elektrode.
Overeenkomstig het watercontact wordt de vulstand via vier led's L1 tot L4 aangegeven. Bij
een volledig lege tank licht de rode led op.
Het onderste paar elektroden (E1, E2) dient bijv. voor het schakelen van een vulventiel in de
toevoer. Het activeren van de onderste elektrode E1 schakelt het vulventiel in en bij
bevochtiging van de tweede elektrode E2 weer uit (hysterese).
Het bovenste paar elektroden (E3, E4) dient bijv. voor het schakelen van een afvoerventiel of
een pomp. Bij het aanraken van de bovenste elektrode E4 wordt het afvoerventiel
ingeschakeld en nadat elektrode E3 geen contact meer heeft weer uit.
Het schakelgedrag van de evaluatie (vullen/legen) wordt via twee steekbruggen
geconfigureerd. De gevoeligheid van de elektroden kan via een potentiometer ingesteld
worden (ca. 15-80 k).
5