2.2.2 Hoofdfuncties
De applicatieprogramma's maken het mogelijk de productuitgangen individueel te configureren.
De hoofdfuncties zijn als volgt:
■
AAN/UIT
De functie AAN/UIT waarmee een verlichtingscircuit aan- of uitgeschakeld kan worden. De opdracht kan afkomstig
zijn van schakelaars, drukknoppen of andere opdrachtingangen.
■
Relatieve of absolute variatie (Dimwaarde)
De relatieve variatie maakt het mogelijk het verlichtingsniveau geleidelijk te verhogen of verlagen afhankelijk van de
dimwaarde. Dit kan bijvoorbeeld door de drukknop lang ingedrukte te houden. De absolute variatie maakt het
mogelijk de te bereiken dimwaarde in % vast te leggen.
■
Timer
De functie timer maakt het mogelijk een verlichtingscircuit in en uit te schakelen voor een instelbare tijdsduur. De
uitgang kan met een timer ingesteld worden op een dimwaarde volgens de gekozen timermodule. De Timer kan
onderbroken worden voor het einde van de tijdsinstelling. Een instelbare uitschakel voorwaarschuwing geeft het
einde van de timerinstelling aan door het verlichtingsniveau met de helft te verminderen.
■
Prioriteit
De functie Prioriteit maakt het mogelijk een uitgang in een bepaalde staat te forceren. Prioriteit worden geactiveerd
via object(en) in 2 bit formaat.
De andere opdrachten zijn alleen beschikbaar na een opdracht einde prioriteit.
Applicatie: ingeschakeld houden van verlichting om beveiligingsredenen.
■
Automatisme
De functie Automatisme maakt het mogelijk een uitgang parallet met de ON/OFF functie of een verlichtingswaarde
te bedienen. De twee functies hebben hetzelfde prioriteitsniveau. De laatst ontvangen besturing handelt op de
uitgangsstatus.
Er wordt een extra besturingscontact gebruikt om het automatisme in- of uit te schakelen.
■
Scene
De functie Scene maakt het mogelijk de uitgangen te groeperen die in een bepaalde instelbare staat kunnen worden
gebracht.
Een scene wordt geactiveerd via object(en) in 1 bit formaat.
Elke uitgang kan geïntegreerd worden in 64 verschillende scenes.
■
Handbediening
Met de handbediening kan een product van de bus geïsoleerd worden. In deze stand is het mogelijk lokaal elek van
de uitgangen te forceren.
■
Status indicatie
De functie Status indicatie draagt de status van elk uitgangskanaal over naar bus KNX.
TXA664D
9
6LE007099B