Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 111 enkelfasig
4.4 Algemeen
4.5 Uitleg symbolen
4.6 Instelling en weergave van
setpoints
4.7 Programmering niveau 1
(gebruikersniveau)
4.8 Parameterlijst niveau 1
(gebruikersniveau)
8 | BC309238530328nl-000101
Om de veiligheid te verhogen en het werk van de monteur te vereenvoudigen, heeft de AK-RC 111
twee programmeerniveaus: het eerste niveau (niveau 1) dient om de veelvuldig te wijzigen SETPOINT-
parameters te configureren. Het tweede niveau (niveau 2) dient voor het programmeren van
algemene parameters in diverse bedrijfsmodi van de regelaar.
Het is niet mogelijk om direct vanuit programmeerniveau 1 naar programmeerniveau 2 te gaan; u
moet eerst de huidige programmeermodus verlaten.
Om praktische redenen worden de volgende symbolen gebruikt:
() de toets OMHOOG
() de toets OMLAAG
passen.
1. Druk op de INSTEL-toets om het huidige SETPOINT (temperatuur) weer te geven.
2. Houd de INSTEL-toets ingedrukt en druk op de toets () of () om het SETPOINT te wijzigen.
Laat de INSTEL-toets los om terug te keren naar de weergave van de temperatuur in de koelruimte:
de nieuwe instelling wordt automatisch opgeslagen.
Volg onderstaande stappen om toegang te krijgen tot het configuratiemenu op niveau 1:
1. Druk tegelijkertijd op de toetsen () en () en houdt deze een paar seconden ingedrukt totdat de
eerste programmeringsparameter op het display verschijnt.
2. Laat de toetsen () en () los.
3. Selecteer de aan te passen parameter met behulp van de toets () of ().
4. Nadat u de parameter hebt geselecteerd, kunt u:
• de huidige instelling weergeven door op de INSTEL-toets te drukken;
• de instelling wijzigen door de toets SET ingedrukt te houden terwijl u op () of () drukt.
Wanneer u de configuratiewaarden hebt aangepast, kunt u het menu sluiten door de toetsen ()
en () gelijktijdig enkele seconden ingedrukt te houden totdat de temperatuur van de koelruimte
weer wordt weergegeven.
5. De nieuwe instellingen worden automatisch opgeslagen zodra u het configuratiemenu verlaat.
Parameters
Betekenis
r0
Temperatuurverschil ten opzichte van belangrijkste SETPOINT
d0
Ontdooiingsinterval (uur)
Als d0 = 0 is de cyclische ontdooiing Uitgeschakeld
d2
Setpoint voor einde ontdooiing
De ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de temperatuur die door
de ontdooiingssensor wordt afgelezen hoger is dan d2.
(Als de sensor defect is, wordt de ontdooiing gestopt op de tijd die
voor de d3-parameter is ingesteld)
Maximale ontdooitijd (minuten)
d3
d7
Afdruiptijd (minuten)
Aan het eind van de ontdooiing blijven de compressor en
ventilatoren inactief gedurende tijd d7, terwijl de ontdooi-led op
het frontpaneel knippert.
F5
Ventilatorpauze na ontdooiing (minuten)
Maakt het mogelijk om de ventilatoren na de afdruiptijd
inactief te houden gedurende tijd F5. De tijd start aan het eind
van de afdruiptijd. Als er geen afdruiptijd is ingesteld, start de
ventilatorpauze direct na het ontdooien.
A1
Alarm wegens minimumtemperatuur
Stelt de gebruiker in staat om een minimumtemperatuur voor de
te koelen ruimte in te stellen. Bij een waarde lager dan A1 wordt
er een alarm gegenereerd: de alarmled knippert, de weergegeven
temperatuur knippert en de zoemer klinkt om het probleem aan
te geven.
A2
Alarm wegens maximumtemperatuur
Stelt de gebruiker in staat om een maximumtemperatuur voor de
te koelen ruimte in te stellen. Bij een waarde hoger dan A2 wordt
er een alarm gegenereerd: de alarmled knippert, de weergegeven
temperatuur knippert en de zoemer klinkt om het probleem aan
te geven.
tEu
Temperatuurweergave verdampersensor
(toont niets als dE =1)
dient om waarden te verhogen en het alarm te dempen.
dient om waarden te verlagen en om geforceerde ontdooiing toe te
Waarde
Standaard
0,2 – 10 °C
2 °C
0 – 24 uur
4 uur
-35 – 45 °C
15 °C
1 – 240 min
25 min
0 – 10 min
0 min
0 – 10 min
0 min
-45 – (A2-1) °C
-45 °C
(A1+1) – 99 °C
99 °C
verdamper
alleen-lezen
temperatuur
© Danfoss | DCS (vt) | 2020.03