Als uw hartslag wordt gedetecteerd, zal uw hart-
slag worden getoond op het display. Voor een
correcte hartslagmeting, houdt u de contact-
punten ongeveer 15 seconden vast.
Als uw hartslag niet wordt weergegeven, ga dan
na of u uw handen zoals eerder beschreven op
de sensoren hebt geplaatst. Zorg ervoor dat u uw
handen niet te veel beweegt of houd de contacten
niet te stevig vast. Voor de beste werking maakt
u de contactpunten schoon met een zachte doek;
gebruik nooit alcohol, schuur- of chemische
middelen om de contactpunten schoon te
maken.
6. Zet de ventilator indien gewenst aan.
De ventilator heeft meerdere snelheidsinstellingen
en een stand automatisch. Als de automatische
modus is geselecteerd zal de snelheid van de
ventilator verhogen of verlagen als de intensiteit
van uw oefening toeneemt of afneemt. Druk her-
haaldelijk op de toename- en afnametoets van de
ventilator om een ventilatorsnelheid te kiezen of om
de ventilator uit te zetten.
Let op: De ventilator zal automatisch uitgaan als de
pedalen een paar minuten niet bewegen.
7. Het bedieningspaneel zal automatisch uitgaan
wanneer u klaar bent met uw oefening.
Indien de pedalen enkele seconden niet bewegen,
zal het bedieningspaneel pauzeren en zal de tijd
op de display knipperen. Begin gewoon weer te
fietsen om de oefening te hervatten.
Als de pedalen enkele minuten niet bewegen en
niet op de toetsen gedrukt wordt, dan zal het bedie-
ningspaneel uitgeschakeld worden en zullen de
displays gereset worden.
Let op: Het bedieningspaneel heeft een demo-
stand, die ontwikkeld is voor als de trainingsfiets in
een winkel uitgestald wordt. Als de demo-instelling
aan staat, gaat het bedieningspaneel niet uit en
reset de display niet als u klaar bent met oefenen.
Om de demo-instelling aan of uit te zetten, zie DE
INSTELLINGEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL
WIJZIGEN op bladzijde 22.
EEN VOORAF INGESTELDE OEFENING
GEBRUIKEN
1. Begin te stappen of druk op welke toets
van het bedieningspaneel dan ook om het
bedieningspaneel aan te zetten.
De display zal aangaan wanneer u het bedie-
ningspaneel inschakelt. Het bedieningspaneel is
dan klaar voor gebruik.
2. Kies een vooraf ingestelde oefening.
Druk, om een vooraf ingestelde oefening te kie-
zen, herhaaldelijk op de toets Calorie of op de
toets Performance (prestatie) tot de naam van de
gewenste vooraf ingestelde oefening in het display
verschijnt. Een paar seconden nadat u op een toets
drukt, verschijnt de duur van de oefening of het
aantal calorieën dat u heeft verbrand, de maximale
weerstand en de maximale snelheid in de display.
3. Start de oefening.
Begin met trappen om de oefening te starten.
Elke oefening is verdeeld in 1-minuut segmen-
ten. Een weerstandsniveau en een na te streven
snelheid zijn voor elk segment geprogrammeerd.
Let op: U kunt hetzelfde weerstand- en/of doel-
temponiveau programmeren voor opeenvolgende
segmenten.
Als een verschillend weerstandniveau voor het
volgende segment geprogrammeerd is, dan zal het
weerstandniveau enkele seconden op de display
verschijnen om u te waarschuwen. De weerstand
van de pedalen zal dan veranderen.
U zult tijdens het oefenen aangespoord worden
om uw trapsnelheid zo dicht mogelijk bij de na
te streven snelheid van het huidige segment te
houden. Als het woord TOO SLO (te langzaam)
verschijnt in de display, dient u uw fietssnelheid
te verhogen. Als het woord TOO FAST (te snel)
verschijnt in de display, dient u uw fietssnel-
heid te verlagen. Als er geen woord verschijnt,
behoudt u de huidige trapsnelheid.
19