Gebruikershandleiding
5. Selecteer Voorkeuren of Eigenschappen om het venster van de printerdriver te openen.
6. Stel het volgende in.
❏ documentformaat: Selecteer het papierformaat dat u in de printer hebt geplaatst.
❏ Afdrukstand: Selecteer de afdrukstand die u in de toepassing hebt ingesteld.
❏ Papiertype: Selecteer het type papier dat u hebt geladen.
❏ Kleur: Selecteer Grijswaarden wanneer u wilt afdrukken in zwart-wit of grijswaarden.
Opmerking:
Wanneer u wilt afdrukken op enveloppen, selecteert u Liggend als instelling bij Afdrukstand.
7. Klik op OK om het venster van de printerdriver te sluiten.
8. Klik op Afdrukken.
Gerelateerde informatie
"Beschikbaar papier en capaciteiten" op pagina 22
&
"Papier laden in de Papiertoevoer achter" op pagina 23
&
"Uitleg bij de printerdriver voor Windows" op pagina 78
&
"Lijst met papiertypes" op pagina 22
&
Afdrukken
34