De bestuurder van het aanbouwwerktuig moet altijd onbeperkt zicht hebben op
het werkgebied. Als dat niet mogelijk is, moet de bestuurder met een assistent
werken.
WAARSCHUWING
1. Afhankelijk van het type aanbouwwerktuig, heeft het diverse veiligheidsvoorzieningen en beschermingen. Die
zijn bedoeld om het aanbouwwerktuig en de bestuurder te beschermen en mogen nooit worden verwijderd of
veranderd. Start of gebruik het aanbouwwerktuig nooit zonder dat alle veiligheidsvoorzieningen en
beschermingen op hun plaats zitten.
2. Controleer ook de veiligheidsuitrusting en de verbindingen van de kruiskoppeling.
3. Steek nooit lichaamsdelen in het aanbouwwerktuig wanneer de motor loopt.
4. Als er storingen ontstaan die de bedrijfsveiligheid in gevaar kunnen brengen, zet u het aanbouwwerktuig uit.
5. Tijdens het gebruik is de bestuurder van het aanbouwwerktuig verantwoordelijk voor de veiligheid in het hele
werkgebied. Het werk kan niet worden uitgevoerd in de aanwezigheid van factoren die de bedrijfsveiligheid in
gevaar brengen.
6. Wees uiterst voorzichtig bij het aankoppelen/loskoppelen van het aanbouwwerktuig van een
kniklader/aanhanger.
7. Kijk uit voor bewegende delen wanneer het aanbouwwerktuig in werking is.
8. Beveilig het aanbouwwerktuig tegen onbevoegd en onbedoeld gebruik (bijv. bewegen wanneer het is geparkeerd)
wanneer het onbedoeld wordt achtergelaten.
9. Laat het aanbouwwerktuig nooit onbewaakt draaien.
10. Voorkom het veroorzaken van snelle, slagachtige belasting.
11. Overschrijd de gegeven bedrijfswaarden nooit.
12. Alle veiligheids- en waarschuwingsborden op en in het aanbouwwerktuig moeten leesbaar en onbeschadigd zijn.
13. Het aanbouwwerktuig mag niet worden gebruikt door personen die onwel zijn of onder de invloed van drugs of
alcohol zijn.
ONDERHOUD
1. Het aanbouwwerktuig mag alleen worden onderhouden en gerepareerd door professionals.
2. Elektrische en hydraulische storingen mogen alleen worden gerepareerd door geautoriseerde professionals.
3. Neem contact op met de fabrikant als er moet worden gelast.
4. Zet het aanbouwwerktuig op een vlakke ondergrond en zorg ervoor dat het niet kan bewegen wanneer het
aanbouwwerktuig wordt onderhouden.
5. Schakel de motor van de kniklader uit, koppel de hydraulische slangen en de elektrische verbindingen los voordat
u begint met service- of reparatiehandelingen.
6. Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, moet de hoofdschakelaar van de kniklader op UIT worden
gezet.
7. Haal de sleutel uit het contactslot van de kniklader zolang er service of onderhoud wordt uitgevoerd. Controleer
of de voeding van de kniklader waar u aan werkt, is uitgeschakeld.
8. Controleer voordat u de hydraulische slangen van de kniklader loskoppelt of de druk van het hydraulische
systeem is afgelaten.
9. Neem de onderhoudsintervallen en de jaarlijkse veiligheidsinspecties in acht.
10. Alle reserveonderdelen en apparatuur moet voldoen aan de eisen van de fabrikant. Dit kan worden gegarandeerd
door originele onderdelen te gebruiken.
11. Breng alle veiligheidsvoorzieningen weer onmiddellijk aan zodra de reparatie of het onderhoud is voltooid.
CH180 Avant
9