9
|
Configuratie
Uitgebreide handleiding voor de installateur
190
Bediening
#
Code
[9.4.4]
[4-03]
[9.4.4]
[4-03]
[9.4.4]
[4-03]
[9.4.4]
[4-03]
Beschrijving
Bepaalt wanneer de boosterverwarming mag
werken in functie van de omgevingstemperatuur,
de warmtapwatertemperatuur of de
bedrijfsmodus van de warmtepomp. Deze
instelling is alleen van toepassing in de
warmhoudenstand voor toepassingen met
afzonderlijke tank voor warm tapwater. Wanneer
[4‑03]=1/2/3/4 wordt ingesteld, kan de werking
van de boosterverwarming nog steeds door het
programma toelating voor boosterverwarming
beperkt worden.
▪
0: De boosterverwarming mag NIET werken,
behalve voor de "Desinfectiefunctie" en het
"Krachtig verwarmen van het tapwater".
Gebruik deze instelling alleen wanneer de
capaciteit van de warmtepomp groot genoeg is
om
gedurende
verwarmingsseizoen
verwarming van de woning en opwarming van
warm tapwater te dekken.
De boosterverwarming zal niet mogen werken
wanneer
T
<[5‑03]
a
warmtapwatertemperatuur kan maximum deze
van de UIT-temperatuur van de warmtepomp
bedragen.
▪
1: De werking van de boosterverwarming is
toegestaan wanneer nodig.
▪
2: De boosterverwarming is toegestaan buiten
het werkingsgebied van de warmtepomp om
warm tapwater te bereiden.
De werking van de boosterverwarming is alleen
toegestaan als:
-
De
omgevingstemperatuur
werkingsgebied ligt: T
De boosterverwarming mag enkel werken
wanneer T
<[5‑03] als de voorrang aan
a
ruimteverwarming is geactiveerd ([5‑02]=1).
-
De temperatuur van het warm tapwater is
2°C lager dan de UIT-temperatuur van de
warmtepomp.
Als bivalente werking geactiveerd is ([C‑02]=1) en
het toestemmingssignaal voor de extra ketel AAN
is, zal de werking van de boosterverwarming
beperkt worden, zelfs wanneer T
EPRA14~18DAV3+W1 + ETBH/X16DF6V+9W
het
volledige
de
behoeften
inzake
en
[5‑02]=1.
De
buiten
het
<[5‑03] of T
>35°C
a
a
<[5‑03].
a
Daikin Altherma 3 H HT W
4P587501-1B – 2020.10